Overgenomen.
DE RAIFFEIS£N-BODË.
69
kan dit gemakkelijk veranderd wor
den, en hoeveel zouden de kosten
bedragen
Gaarne zag ik Uw antwoord in de
Maart-aflevering meegedeeld.
Bij voorbaat mijn dank.
Uw dw. dn.,
M. EVERSDIJK, Kassier
der Boerenleenbank Kloetinge.
ANTWiOORD DER REDACTIE.
De wet bepaalt, dat de borgstel
ling is eene overeenkomst, waarbij
een derde zich ten behoeve van den
schuldeischer verbindt, om aan de
verbintenis van den schuldenaar te
voldoen, indien deze zelf daaraan
niet voldoet.
De schuldeischer vindt dus de ze
kerheid voor de terugbetaling in
schuldenaar en borg.
Zijn schip ligt dus voor twee of
drie ankers in plaats van voor één.
Het zoude nu wel eigenaardig zijn,
als de borg, ingeval hij het pieizier
er af heeft, kon wegloopen.
Welke waarborg zoude er dan
voor den schuldeischer in die borg
stelling zijn gelegen?
Daarom kan de borg niet door
opzegging aan den schuldeischer
zijne borgstelling beëindigen.
Geen schuldeischer zoude met zulk'
eene bepaling genoegen nemen.
Hij zoude dan veelal, als de eene
stoel doorzakt en hij op de andere
wil plaats nemen, die andere niet
meer vinden.
Wij moeten nu onderscheid ma
ken tusschen geldleeningen, die voor
een bepaalden tijd en die, welke
voor pnbepaalden tijd worden ge
sloten.
Voorschotten worden in den regel
voor bepaalden tijd verleend.
Bij credieten in loopende rekening
is er in den regel van een bepaalden
tijd geen sprake.
Wordt een voorschot voor een
jaar verleend, dan zijn schuldenaar
en borg (en) voor een jaar ver
bonden.
Wordt daarna den schuldenaar
uitstel verleend en stemmen de bor
gen in dat uitstel toe, dan loopt de
zaak weer gewoon door.
Ten bewijze dier toestemming door
de(n) borg (en) laat men deze veelal
het z.g.n. verlengingsformulier tee
kenen.
Stemmen de borgen niet in die
verlenging toe, dan doet de bank
wijs, de schuld op te zeggen en wel
om de borgen, die eenmaal vermeen
den, dat de schuldenaar zijne schuld
uiterlijk na één jaar zoude delgen,
niet steeds verbonden te houden.
Toch blijven de borgen verbon
den, ook als de terugbetaling van
het voorschot zonder hunne toe
stemming wordt uitgesteld.
Immers bepaalt de wet, dat een
eenvoudig uitstel van betaling, door
den schuldeischer aan den hoofd
schuldenaar toegestaan, de (n)
borg (en) niet ontslaat, doch zij
geeft dezen het recht, in dat geval
den schuldenaar te vervolgen, om
hem tot betaling te noodzaken.
De schuldeischer (de bank)
houdt dus ook na uitstel zonder toe
stemming der borgen en schulde
naar en borgen vast, althans als
deze niet door de bank zelve van
hunne borgstelling worden onthe
ven, wat ze wel nooit zal doen.
Bij verlenging van voorschotten
heeft dus de borg, als hij in die ver
lenging niet toestemde, recht, om
den schuldenaar tot betaling aan de
bank te dwingen.
De bank kan dat afwachten.
Zij zal in dat geval voldoe
ning erlangen en dan is de zaak
zonder schade voor haar afgeloopen.
Bij credieten in loopende reke
ning, die in den regel voor ombe
paalden tijd loopen, zit de borg er
aan, zoolang dat crediet loopt.
Dat kan lang duren.
Daarom geeft de wet hem voor
dat geval het recht, na verloop van
tien jaren den schuldenaar te dwin
gen, hem van zijne borgstelling af
te helpen, door den schuldenaar te
dwingen, aan de bank te voldoen.
Door gewone opzegging door den
borg aan de bank komt deze dus
niet van zijne schuld af.
Ingeval de 'borg er bij de bank
op aandringt, het crediet op te zeg
gen om redenen in zijn belang, lijkt
het ons aanbevelenswaard, zooveel
mogelijk den borg ter wille te zijn.
dd vraag b. Wil men aan de her
stemming eerst twee vrije stemming
gen doen voorafgaan, dan moeten
de statuten worden gewijzigd, waar
aan de gewone formaliteiten zijn
verbonden (besluit der algemeene
vergadering, notariëele akte, publi
catie in het bijvoegsel tot de Ne-
derlandscbe Staatscourant, aankon
diging in een plaatselijk nieuwsblad,
inschrijving in het ledenregister en
ter griffie van het kantongerecht).
De akte zelf is vrij kort.
Wat een notaris daarvoor bere
kent, is moeilijk te zeggen.
Die een rekent er meer voor dan
de ander.
De akte van oprichting wordt in
den regel berekend op pl. m. f 70.
Het nut dezer wijziging is ons
niet geheel duidelijk.
Wij lezen in het Bijvoegsel be-
hoorende bij het Friesch Weekblad
van 24 Februari 1917 no. 8, het
volgende artikel, dat ons belangrijk
genoeg voorkomt, om het hier over
te nemen:
Tot mijn spijl kon ik den J7en
Februari de lezing van mr. Treub
te .Leeuwarden niet bijwonen. Ik
moet dus afgaan op het verslag
daarvan in de Leeuwarder Courant.
Waar dit echter overeenkomt met
de verslagen van hetgeen mr. Treub
op andere plaatsen heeft gezegd,
neem ik aan, dat juist is weergege
ven wat de spreker heeft bedoeld
te zeggen.
Ik zou een enkel woord willen
zeggen naar aanleiding van de in
zichten van Mr. Treub omtrent de
toekomst van den landbouw, wan
neer eenmaal de vrede is tot stand
gekomen.
Het oordeel hierover wordt sa
mengevat in de uitspraak: „Men
mag dan ook aannemen, dat, als een
klasse na den oorlog in gunstiger
conditie zal komen, het de land
bouwer zal zijn."
Dit geldt volgens den spreker
evengoed voor de zuivelbereiding als
voor den graanbouw.
„(Alle landbouwproducten) in
geen enkel ander opzicht is dat mis
schien met zooveel zekerheid te zeg
gen als ten aanzien van den land
bouw -alle landbouwproducten,