66 De Boete. Incourante fondsen- Ter behartiging. D R AIFFEI SË N-BÓDË. bloei van het bedrijf, in 'dien zin, dat zij vermindert, als het bedrijf achteruitgaat. Wat; het effecten-onderpand be treft, merken wij hier alleen op, dat het in pand geven van „aandeelen" in eene „fabriek" door de vennoot schap (vereeniging), welke haar drijft, niet voldoende zekerheid geeft. Deze toch zijn veelal niet verhan delbaar en de waarde van die stuk ken is juist geheel afhankelijk' van den gang der zaak zelve. De op- en neergang van het be drijf laat zich wel1 in de allereerste plaats bij deze gevoelen. Daardoor zoude juist ten tijde, dat men op het onderpand verhaal zoude willen oefenen, dit vrijwel' waarde loos zijn. In 'den regel echter zal door ver- eenigingen de terugbetaling van het geleende kapitaal door borgstelling worden verzekerd, waarom wij over dit onderwerp eenigszins uitvoeriger willen handelen, zulks mede in ver band met een voorstel tot wijziging der statuten van de Centrale Bank, bij deze ingediend door de Zuivel- bank te Leeuwarden en de boeren leenbank te Aalten en welk voor stel ter eerstvolgende algemeene ver gadering zal worden behandeld. (Wordt vervolgd.) Meermalen komen banken tot pns met de vraag, hoe zij moeten invor deren het bedrag, door een harer leden verschuldigd wegens het niet- bijwonen der algemeene vergade ring, zonder dat hij voor dat ver zuim eene geldige- reden had. Ingeval het betrokken lid weiger achtig is, het geringe bedrag van de boete te voldoen, houde men het af van zijn spaargeld of debiteere hem daarvoor in zijn loopende reke ning. Als hiertoe geene gelegenheid be staat, doet men wijs, zulk een per soon uit het lidmaatschap te ont zetten. Immers wie zulk eene houding aanneemt, dat hij zelfs die verplich ting niet nakomt, is een lid, dat voor de zaak blijkbaar niets voelt. Gerechtelijke invordering der op gelegde boete is natuurlijk mogelijk. Maar de kosten, aan zulk een kantongerechtsproces verbonden, zijn veel grooter dan het bedrag van de invordering waarover het gaat. I In de latere uitgaven der model statuten voor de boerenleenbanken komt eene fcepaling voor, welke in houdt, dat bij onderpand van effec ten de vaststelling der voorwaarde moet worden onderworpen aan de goedkeuring der Centrale Bank. Onder dien term: „overwaarde" is te verstaan het bedrag, waarmede de waarde van het effect die van bet daarop geschoten geld overtreft. En onder die „waarde" is weder niet te verstaan het bedrag, dat op het stuk is vermeld (bekend als de „nominale" waarde), doch de wer kelijke verkoopprijs, welke dikwijls aanmerkelijk van die nominale waarde verschilt. In ieder geval afzonderlijk zal de waarde der opgegeven stukken moe ten worden nagegaan en de over waarde, die aanwezig moet zijn, vast gesteld. Meermalen werden opgaven van effecten gedaan, die niet ter beurze verhandelbaar zijn. Zulke stukken behooren dus tot de z.g.n. incourante fondsen. Deze ontbreken in de beursnotee- ring en hare waarde is derhalve niet ieder oogenblik vast te stellen en bijgevolg ook niet, óf er wel over waarde is. En dit is voor een onderpand noodzakelijk. Daarin toch moet de bank de zekerheid vinden, dat bij mogelijk te gelde maken èn voorschot èn rente èn kosten er ten volle uit zullen komen. Nu zijn er onder die incourante fondsen wel, die zeer waarschijnlijk een kooper zullen vinden, maar het blijft steeds de vraag, hoeveel die zal willèn besteden. Tenzij zeer bijzondere omstandig heden aanwezig zjjn, waardoor de bezwaren, anders aan het in onder pand nemen van incourante fondsen verbonden, worden ondervangen wij denken hier b.v. aan de dépo- sito-obligatie's d?r Centrale Bank, aan vele door hypothecair verband verzekerde obligatieleeningen van bloeiende coöperatieve zuivelfabrie ken wil het ons voorkomen, dat stukken, welke op de publieke markt in dit geval „de beurs" niet verhandelbaar zijn, als onderpand van eene geldleening niet in aan merking kunnen komen. Als reeds igezegd, zal ieder geval1 op zich zelve moeten worden beoor deeld. i Bij de Centrale heeft zich het vol gende voorgedaan: Den 8en Februari j.1. werd per aanlgeteekenden 'brief een vrij aan zienlijk bedrag toegezonden aan een kassier eenerboerenleenbank, waarop wij den I3en Februari d.a.v. var hem een schrijven ontvingen, met de vraag, waarom de ons toegezon den order niet uitgevoerd was. Aangezien het ons bleek, dat de zending, waarvoor een postbewijs in ons bezit is, aan het juiste adres was geadresseerd, stelden wij het post kantoor alhier en de verzekerings maatschappij te Amsterdam met de zaak in kennis en verzochten wij den betrokken kassier te zijner woon plaats navraag te doen. Van verduis tering 'bleek geen sprake te zijn; de ambtenaar van het postkantoor had verzuimd, den kassier eene kennis geving te zenden. Naar aanleiding hiervan zoudei wij in het algemeen wel in over weging willen geven: i°. Indien eene geldzending niet op den daarvoor bepaalden dag ont vangen wordt, te beginnen informa ties in te winnen bij het betrokken postkantoor, waardoor zooals uit het onderhavige geval blijkt, veel moeite en zorgen kunnen voorkomen worden. 2°. Om de Centrale dadelijk ken nis te geven, indien een geldzending op den bepaalden dag niet te be stemder plaatse aankomt. Het ligt immers voor de hand, dat ingeval van vergissing of verduistering, het onderzoek zoodra mogelijk zal moe ten aanvangen, en voorts, dat voor komen moet worden, dat de assu rantie-maatschappij zich zou kunnen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1917 | | pagina 4