58 DE RAIFFEISEN-BODE'. gemeene vergadering dier vereeni- ging, waarin over dit punt werd ge handeld, welk uittreksel door den secretaris moet zijn geteekend en bij de boerenleenbank moet blijven be rusten. (Men hechte het b.v. aan de akte). Het behoeft niet op zegel te worden gesteld. Voor dit uittreksel1 kan het vol gend model dienen: „Uiltreksel uit de notulen der „vergadering van de leden der „Vereeniginggevestigd „tegehouden op „19 „Op voorstel van wordt „met (b.v. algemeene) stemmen „besloten tot het aanvragen van „een voorschot, groot „gulden bij de Coöperatieve „Boerenleenbank teen „het Bestuur gemachtigd, deze „geldleening aan te gaan onder „zoodanige voorwaarden, als het „Bestuur met de bank zal „overeen komen. „Voor extract, 1 secretaris. Betreft het een, crediet in loo- pende rekening, dan zal dit model natuurlijk eenige wijziging onder gaan. Is goedkeuring noodig van den Raad van Toezicht, dan zal een ex tract uit de notulen van de vergade ring van dien raad moeten worden overgelegd. Komen wij tot het geval', dat het Bestuur bevoegd is eigenmachtig gelden op te nemen tot een bepaald bedrag, dan merken wij op, dat het bestuur der bank niet steeds kan nagaan, of het bestuur der vereeni ging wel binneo de gestelde perken blijft. Immers zoude het door geldop name elders dan bij de bank, dat aangegeven maximum kunnen over schrijden. In dergelijke gevallen beschouwe de bank het, als ware het bestuur zonder speciaal besluit der ledenver gadering in het geheel niet bevoegd en eische het dus de overlegging van het bewijs, dat die ledenvergadering daartoe het besluit nam en het be stuur machtigde, een en ander op de wijze en in voege als boven is aangegeven. Veelal is het bestuur ook niet ge rechtigd, zonder goedkeuring van den raad van toezicht of van de ledenvergadering de goederen der vereeniging met hypotheek te be zwaren, teneinde den schuldeischer zekerheid voor de terugbetaling van het geleende te verschaffen. Wanneer de statuten der vereeni ging de bepaling inhouden, „dat het „bedrijfskapitaal zal worden gevon- „den uit de inleggelden der leden „en uit de jaarlijksche contributiën", zonder dat daarnevens nog eene an dere wijze wordt aangegeven, om aan dat kapitaal te komen, zoo is het de vraag, of van geldopname tot dat doel sprake zal kunnen zijn. Immers had dit dan uitdrukkelijk met even zoovele woorden moeten "worden gezegd. Nu dit niet zoo is, achten wij het twijfelachtig of deze wijze', om aan dat kapitaal te komen, niet is uitge sloten, tenzij vooraf door wijziging der statuten hierover andere rege len zijn getroffen. De bewering, dat de algemeene vergadering tóch daartoe de macht heeft, gaat uit van de onderstelling, dat zij boven de statuten zoude staan, wat niet het geval kan zijn. Er ligt dan dus mogelijk een on wettig besluit en de leden, speciaal de tegenstemmers, zouden bij voor komende moeilijkheden van die we tenschap stellig een dankbaar ge bruik maken. Wil dus zulk eene vereeniging gel den opnemen, dan zal zij wijs doen, eerst door wijziging en vervolledi ging harer statuten met name de mogelijkheid daartoe moeten schep pen. Wij komen nu tot het geval1, dat de statuten zich in het geheel niet over de geldmiddelen uitlaten. In meerdere statuten is, vreemd genoeg, aangaande dit punt geene enkele bepaling opgenomen. (Wij zeggen, vreemd genoeg, want geen vereeniging kan toch zon der geldmiddelen bestaan en iets uitrichten.) Men huldigt dan de opvatting, dat zij desniettegenstaande die bevoegd heid, om gelden op te nemen, bezit en dat wel1 zonder eenige beperking. Immers ligt die bevoegdheid tenzij, als hierboven werd e>Poe* merkt, door de statuten zelve is be perkt in haar wezen als rechts persoon opgesloten. Ook al mag die bevoegdheid niet beschouwd worden als eene speciale karaktertrek van haar, en dit in tegenstelling met de vereeniging, welke de rechtsper soonlijkheid mist, aangezien niet daarin het kenmerkend verschil tus- schen beide soorten vereenigingen moet worden gezocht zoo is toch die bevoegdheid als het ware saam- geweven met haar „persoonlijk" be staan. Hoewel nu deze opvatting geba seerd is op de wet, zoo geven wij er toch de voorkeur aan, dat de statu ten, zij het dan ook volledigheids halve, eene regeling van dit zoo ge wichtig punt inhouden.. Het is zelfs de vraag, of het niet raadzaam zoude zijn, dat de banken die vereenigingen aanraden door wij ziging harer statuten eene deugde lijke en duidelijke regeling betref fende dit punt aan te geven. Het gaat toch wel wat ver, dat het Bestuur van dergelijke vereeni ging maar zonder eenige beperking den schuldenlast der vereeniging kan verzwaren zonder dat de ledenver gadering daarin behoeft te worden gekend. Herhaaldelijk komt de vraag tot tot ons, op welke wijze wijziging moet plaats hebben van de statuten .eener coöperatieve vereeniging. Het antwoord luidt, dat dit op dezelfde wijze moet geschieden en met dezelfde formaliteiten gepaard gaat, welke voor de oprichting zijn voorgeschreven. In de eerste plaats moet het voor stel tot wijziging op de agenda der algemeene vergadering zijn vermeld en in de oproepingsbriefjes (convo caties) tot de vergadering voor komen. Dit schrijven althans de meeste statuten voor. Dan zal de vereischte meerder heid zich vóór de wijziging moeten verklaren, de akte van wijziging ver volgens notarieel moeten worden verleden, opgenomen in het bijvoeg sel tot de Nederlandsche Staatscou-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1917 | | pagina 4