46 DE RAIFFEISEN-BODE. 't Komt dus feitelijk neer op het aantal posten, dat het Dagboek aan geeft. Mits 't aantal dier posten niet kunstmatig opgedreven wordt. B.v.een kassier weet te bewerken, dat er een paar honderd spaarboek jes in omloop komen, ieder met een klein bedrag. Komen de houders dier boekjes nu elk acht of veertien dagen met een kleine inlage, dan heeft in dat geval' de kassier zijn doel bereiktdan heeft hij veel werk en hoopt op een hoog salaris. Maar dat is geen gezonde bloei en een pienter bestuur zal zulk een kassier wel heel gauw in de gaten hebben. Een ander voorbeeld van opdrijving van het aantal posten in het Dag boek is' 't volgendeAan een bank zijn b.v. 400 spaarboekjes in om loop. Voor elk boekje schrijft de kassier op 31 December de rente op een afzonderlijke post in het Dag boek; dat geeft een vermeerdering van 400 posten en de kassier kan op |een hoog aantal posten stoffen. Maar dat is een kunstmatige opvoering en valt buiten het kader van den ge wonen gang van zaken. Ad. 2. Bij de vaststelling van het salaris moet ook rekening worden gehouden met de verantwoordelijk heid. 't Salaris van een kassier, die een omzet boekt van 1 i/a en 2 mil- lioen bij1 een aantal Dagboekposten van 2000, moet hooger zijn dan dat van een collega, die hetzelfde aan tal posten heeft, maar slechts een omzet heeft te boeken van 7 a 8 ton. De kans, dat de eerste zich bij ont vangst of uitbetaling van geld ver gist, is grooter dan die van den laatste. En dat deze of gene kassier wel eens abuis maakt, ligt voor de hand Aan schrijver dezes is o.a. een geval bekend van een collega, die blijkbaar een biljet van 300 voor een dito van 100 uitgaf: de kassier heeft het tekort van f 200 uit zijn beurs moeten aanvullen. Maar ook bij dit punt van den omzet kan het voorkomen, dat een kunstmatige opdrijving plaats heeft. Een kassier, die aanzienlijke bedra gen van de Centrale Bank opvraagt zonder ze noodig te hebben, en 't grootste gedeelte binnen een paar dagen weer naar Utrecht retour neert, is een slimmeling, die op een heel' eenvoudige manier den omzet vergroot en daarmee zijn (quasi) verantwoordelijkheid 't Loopt met de oratio pro domo nogal los: de lengte is niet zoo heel groot. We hopen, dat dit schrijven toch resultaten zal1 hebben. Een kassier moet behoorlijk beloond worden, maar een feit is het, dat dit bij ver schillende banken nog niet plaats heeft. Hebben we iets bijgedragen tot verheffing van den kassiers- stand, onze moeite is dan wel be loond. EEN KASSIER. Beleggingen op Hypotheek. De redactie van de Raiffeisenbode komt in het November-nummer op tegen een artikel door mij in het Algemeen Landbouwblad geplaatst, pn waarin ik in afkeurenden zin sprak over de toepassing van het besluit der algemeene vergadering derC.B. om aan de locale banken te verbie den grootere bedragen dan f 2000. op hypotheek te geven zonder toe stemming van het bestuur der C. B. De bedoelde redactie zegt, dat hier eene ingeroeste begripsverwarring heerscht, maar dat is niet het geval'. De belangen der C. B. en der locale banken loopen parallel, ik wil' dit gaarne onderschrijven, het is maar de vraag wat men als het belang der organisatie dienende, opvat. De redactie van de R. B. meent, dat het evengenoemde besluit in het be lang dier organisatie is, terwijl het mij juist het tegendeel voorkomt te zijn. Men kan daarover twisten en toch niet nader tot elkaar komen. Het is volstrekt niet moeilijk er een heele boom over op te zetten, dat boerenleenbanken niet deugen voor het vetleenen van hypotheek, dat dergelijk geld als grondkapitaal moet worden beschouwd en dus als VAST belegd, dat er straks een slechte tijd voor den boer zal aan breken en dat de leenbanken dan weder geld beschikbaar moeten heb ben, enz. Maar het valt evenmin moeilijk, dat betoog te weerleggen en aan te toonen, dat het onder be paalde omstandigheden vrijwel on verschillig is wat de terugbetaling betreft, of geld onder persoonlijke of onder zakelijke zekerheid, in dit geval hypotheek, is verleend, dat eene locale bank behalve de plich ten der gemeenschap, ook haar eigen plaatselijke belangen niet mag ver- waarloozen en dat de strijd om het bestaan, dien een kleine plaatselijke bank dikwijls moet doormaken, al erg instrijd moet komen met de gemeenschappelijke belangen, eer men die banken eene rem mag aan leggen als in het onderhavige geval. Ik igeef dadelijk toe, dat de zeer uiteenloopende toestanden in de ver schillende deelen van ons land aan leiding zullen zijn tot de meest ver schillende beoordeelingen van het genomen besluit, maar het komt er hier op aan na te gaan of dat be sluit ook toestanden schiep die de kwaal 'die men wilde bestrijden, ver ergerden en dan zullen de heeren In specteurs daarover het best kunnen oordeelen. Bij tal1 van banken zullen ze hebben bevonden, dat de groote leeningen, die men door het "^be doelde besluit wilde tegengaan, toch gesloten zijn, maar dan ten deele onder persoonlijke dekking, want het belang der zaak brengt mede, dat die leeningen gesloten worden en nu het bestuur der C. B. dat beletten wil. bereikt het er slechts mede dat de zekerheid verzwakt wordt, maar houdt de leeningen niet tegen. En in dit verband mag wel even gezegd worden, dat de voorwaarden waaronder het bestuur der C. B. dispensatie verleent, niet bepaald in een „verwijderd verband" tot de onderwerpelijke zaak staan, maar dat meer besturen van boerenleen banken, dan men misschien vermoedt, volstrekt niet gesticht zijn met de volkomen noodelooze en doellooze vragen, welke in die formulieren ge steld worden en dat beschuldigingen dat de besturen van „vele" boeren leenbanken niet verder zien dan hun neus lang is, hetwelk zoo stellig be weerd wordt, dat het voor geen te genspraak vatbaar schijnt, er dan toch wel toe mocht leiden, om aan die enkele banken die niet bepaald onder curateele behoeven te staan, alleen die vragen te stellen, die wer kelijk noodig zijn voor het nakomen der eenmaal gevallen beslissing. Dat eene boerenleenbank niet in de eerste plaats hypotheken moét geven, is duidelijkzelfs dat zij daar mede zeer spaarzaam moet zijn. Maar om aan de besturen dier ban ken de bevoegdheid tot eenig oor deel geheel te ontzeggen, en er zelfs geene rekening mede te houden dat die banken ieder in hun kring er ontzettend tegen op zouden zien op een gegeven oogenblik de betalin gen te moeten staken, omdat zij het bedrijf in eene verkeerde richting hebben laten loopen, gaat veel te ver, en evenzeer om als voorbeeld daarvoor aan te halen hoe in Augus tus 1914 de betalingen hokten. Want geen enkele bank zal' de centrale dankbaar zijn voor hare houding toen aangenomen. Eene absolute zekerheid dat alles steeds zijn geregelden gang zal gaan, krijgt men nooit en dat de C. B. in geval van een crisis gunstig zal1 af steken bij andere instellingen, ge looft ook niemand meer. Is het noo dig dat eene instelling die over het heele land werkt, zooals de C. B. een besluit neemt als het bedoelde, hetzij dan om „vele" of „enkele" locale banken in het juiste spoor te houden, laten dan die maatregelen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1916 | | pagina 8