DE RAIFFEISEN-BODE.
Te hooge Rente.
Beleggingen op Hypotheek.
Men staat er verbaasd over, dat
b.y. bij coöperatieve vereenigingen
de leden zich zóó geheel op> het be
stuur verlaten, dat zij zelfs geen
grens voor de geldopname hebben
gesteld, geen besluit der algemeene
vergadering noodig is en alzoo dat
bestuur geheel willekeurig den last
der'aansprakelijkheid voor de leden
kan vergrooten of verkleinen.
(Wordt vervolgd.)
Ondanks het feit, dat de commer-
ciëele Bankinstellingen in de groote
steden den rentevoet voor met den
dag opzegbaar geld tot i/2 o/0 terug
brachten, zoodat. een rentevoet van
3 o/o, welke thans nog door al onze
boerenleenbanken vergoed kan wor
den, daar zeer gunstig bij afsteekt
en voor de inleggers zeer voordeelig
genoemd kan worden, gaan tal van
boerenleenbanken toch maar door
met 314, 31/2, ja soms nog hooger
procent voor spaargelden uit te
koeren.
Voor die banken, welke bij de I
Centrale weinig tegoed hebben, of J
bij haar in de schuld .staan, kan
een rentevergoeding boven 3 o/0) of
schoon onnoodig en niet in overeen
stemming met de tijdsomstandighe
den, nog wel verdedigbaar zijn, maar
stellig is zij dat niet voor de boe
renleenbanken, die van de Centrale
Bank groote bedragen te vorderen
hebben. In plaats van steen en been
te klagen over het verlies, dat zij
lijden op de belegging bij de Cen
trale Bank, in plaats van hun toe
vlucht te willen nemen tot den aam- j
koop van fondsen, waarop zij straks,
11a den oorlog bijna zeker groot
koersverlies zullen lijden, in plaats j
van hun beschikbare middelen voor i
een deel te willen vastleggen in hy- j
polheken, hetgeen zich straks als de
geldruimte voor gel Ibehoefte plaats
maakt, ongetwijfeld zal wreken, de- j
den zij verstandiger met de rente te
verlagen, daardoor eenige winst te
ipaken op de belegging bij de Cen
trale Bank en zoodoende haar reser
vefonds te versterken.
„Ma ar," zoo jammeren zij, „dan
wordt er minder ingebracht, wij
moeten kunnen concurreeren met an
dere spaarbanken, wij moeten door
dien hoogen rentevoet veel gelden
tot de boerenleenbanken trekken." j
En als dan, zouden wij willen vra
gen, niettegenstaande alle inspan
ning, welke het aan de Centrale
Bank kost, om de rente op gVilo te
handhaven, de boerenleenbank door
al dat geld,.trekken" zooveel geld
getrokken heeft, dat. zij in plaats
van winst te maken en reserve te
vormen, niet verlies gaat sluiten, is I
dat dan verstandig .finantiëel beleid
en zal daardoor het vertrouwen in
de Bank niet meer geschokt worden,
dan door het uitkeeren van hooge
rente kan worden goedgemaakt
Onder dit opschrift schrijft de
Heer (O)bbink in het „Algemeen
Landbouwblad" van Zaterdag 23
Sept. j.1. een artikel, waarvan eene
weerlegging ons noodzakelijk voor
komt, De vele bestuurders en
leden onzer boerenleenbanken,
die genoemd 'blad lezen, zou
den anders op een dwaalspoor ge
raken, zij zouden daardoor dingen
gaan doen, welke naar onze vaste
overtuiging het bestaan der boeren
leenbanken in gevaar zouden bren
gen, mets meer en niets minder.
Ofschoon wij gaarne hulde bren
gen aan den ijver en de bekwaamheid,
waarmede de I leer O. doorgaans
voor de belangen der boeren in 't al
gemeen en der boeren-coöperatie in
't bijzonder op de bres, staat, nog
in ons laatste nummer namen wij
met ingenomenheid een artikel van
zijne hand over waar hij, zooals
in 't bovengenoemd nr. van zijn blad
geschiedt, bij onze boerenleenbanken
stemming tracht te maken voor be
ginselen, welke naar onze meening
voor die banken noodlottig kunnen
worden, daar achten wij het onzen
duren plicht zijne denkbeelden met
alle kracht te bestrijden.
Wat wil de 'Heer Obbink?
Hij wil bereiken, dat den boeren
leenbanken de vrije hand gelaten
wordt wat betreft het beleggen van
gelden op hypotheek. Immers hij
schrijft
„Hetis een kardinale fout
geweest, indertijd de hypothe
caire dekking te beperken tot
hoogstens f3000 en als men op
den duur het belang der locale
banken wil blijven behartigen,
zooals men behoort, dan zat
men op dat besluit moeten te
rugkomen."
De locale banken zijn volgens
den Heer O., de dupe van dat
besluit, de Centrale heeft het doen
nemen uit eigenbelang, om het geld
maar naar Utrecht te laten stroo
men, en den aangesloten banken een
voordeelig zaakje te ontnemen. Luis
ter maar:
„De behandeling van dat
v oorstel toonde trouwens over
duidelijk aan, dat het alleen ten
doel jiad de positie der Cen
trale Bank te versterken, door
de gelden meer dan vroeger via
de Centrale te beleggen. En al
is het waar, dat onze organisatie
een sterke centrale noodig
heeft, toch vonden wij het jam
mer, dat dit voorstel werd aan
genomen, omdat het offer, daar
voor gebracht, te zwaar is ge
weest."
Het oude liedje van „de balletjes
uit de soep", maar nu in eenigs-
zins anderen toonaard.
De oude blijkbaar ingeroeste be
gripsverwarring, welke zich een te
genstelling schept tusschen de Cen
trale en de locale banken die niet
bestaat, welke zich de Centrale voor
stelt als iets aparts, iets dat de ban
ken noodig hebben, iets dat sterk
moet zijn, maar toch zijn sterkte el
ders ontleent, dan aan de locale
banken zelf en dus and,ere belan
gen heeft dan die locale banken.
Zoo is het niet. De versterking
van de positie der Centrale is de
versterking der positie der boeren
leenbanken zelf, de laatste brengen
geen offers aan de eerste, maar moe
ten zóó werken, dat de organisatie
in haar geheel in de eerste plaats
kan blijven bestaan, en verder zoo
goed mogelijk aan haar doel be
antwoordt. De belangen der Cen
trale en die harer aangesloten ban
ken zijn derhalve volkomen iden
tiek. De maatregel tot beperking der
hypothecaire credieten is dan ook
niet genomen om de Centrale als,
zoodanig, maar om de bestaansze
kerheid dier geheele .organisatie.
De 'boerenleenbanken wij her
halen het v oor de zoov eelste maal
zijn in 't algemeen niet geschikt voor
het verstrekken van grondcrediet;
de meeste zelfs totaal ongeschikt.
Volkomen geschikt daartoe zijn
slechts die credietinstellingen, welke
door de uitgifte van pandbrieven,
die niet of slechts voorwaardelijk
opzegbaar zijn aan de noodige mid
delen komen. (Rapport betreffende
het Landbouwcrediet pag. 12 en 13).
Geen enkele boerenleenbank beant
woordt derhalve aan den eisch van
volkomen 'geschiktheid. Gedeeltelijk
geschikt kunnen die boerenleenban
ken zijn, welke tevens als echte
spaarbanken werken, over veel
vaste, althans niet direct opvorder-
bare, spaargelden beschikken, waar
van slechts een deel aan fluctuatie
onderhevig is. Men vergete echter
niet, dat juist zulke boerenleenban
ken, vooral in tijden van geld-
schaarschte de steunpilaren der or
ganisatie zijn; zoodat haar niet ge-
heel*de vrije hand kan worden ge-
laten, om een te groot deel van het
overtollige vast te leggen. De rr.eelte
boerenleenbanken beschikken echter
alleen over tijdelijke kasgëlden der
boeren, tuinders en kweekers, welke
op 'bepaalde tijden van het jaar