OFFICIEEL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK
TE UTRECHT.
REDACTIONEEL GEDEELTE.
De vereeniging, lid der
boerenleenbank.
(1c. 5 flocember 1416. Tweede Sanrgatig
DeRaiffeisen
Verschijnt den eersten van
iedere maand
Abonnement f 0.50 per jaar
franco per post.
Losse nummers 10 Cent.
Redactie en Administratie
DRIFT 13, UTRECHT.
Teleph. Interc. No. 1705.
Inhoud van dit nummer:
a. Redactioneel gedeelte: i. De
vereeniging, lid der boerenleenbank.
(Vervolg.) 2. Te hooge rente. 3. Be
leggingen op hypotheek. b: Uit
p,nze boerenleenbanken: 1. Ingezon
den door Noorden. 2. Ingezonden
door Ameland (met noot redac
tie). 3. Verslag Ring van Boeren
leenbanken in het O. van Friesland.
4. Ingezonden door Langezwaag
(met noot redactie). 5. Ingezonden
door Sassenheim. 6. Boerenleenbank-
Comité Watersnood 1916. c. Ad-
vertentiën.
(Vervolg.)
De vraag rijst, om welke reden
toch in de statuten der boerenleen
bank met name wordt voorgeschre
ven, dat slechts die vereenigingen
als lid kunnen worden aangenomen,
welke rechtspersoonlijkheid hebben.
Hierdoor wordt voorkomen, dat
ook vereenigingen zouden toetreden,
die in rechten geen zelfstandig be
staan voeren.
Met dergelijke vereenigingen moet
de boerenleenbank niet in finan-
ciëele relatie treden.
Het instituut der rechtspersoon
lijkheid is geschapen, of liever ge
worden, om de vereeniging vatbaar
te maken voor het hebben van ver
mogen, het aangaan van verbintenis
sen, enz.
Juist voor hen, die met de ver
eeniging in betrekking treden, is die
persoonlijkheid voornamelijk van be
lang.
Wij moeten hier tot recht verstand
even bij die rechtspersoonlijkheid
stilstaan.
De mensch zelve is de rechtsper
soon bij uitnemendheid.
Hij is onderwerp en voorwerp
van verbintenissen, die hijzelve af
sluit en die met hem afgesloten
worden en waarvoor hij aansprake
lijk is in zijn eigen bezit.
Nevens dit rechtswezen bestaat de
vereeniging, d. i. de verzameling'
menschen, welke eenzelfde doel be
oogen, neergelegd in hare statuten.
Maar dit is op zichzelve nog niet
voldoende, om haar rechtsbevoegd
heid toe te kennen; dit geeft op
zichzelve nog niet voldoende houva-s-t
om met haar verbintenissen aan te
gaan.
Gesteld toch, dat men aan zulk
eene vereeniging geld leende en dit
daarna wilde terugvorderen, dan
zoude men ten slotte wellicht niet
van die vereeniging zelve, doch al
leen van die personen, die de
schuldbekentenis teekenden, v ol-
doening kunnen erlangen.
Zij zelve persoonlijk zijn aanspra
kelijk, als het er op aankomt en niet
de vereeniging, ook niet al teeken
den zij als bestuursleden.
Zoo is ten minste de regel.
Dit nu geldt alleen voor vereeni
gingen, die niet rechtspersoon zijn.
Tot welke onmogelijke toestanden
men zoude kunnen komen, laat zich
nauwelijks denken.
Gesteld eens, dat er borgen voor
de schuld der vereeniging optreden
en dat ten slotte blijkt, dat niet de
vereeniging, maar de bestuursleden,
die de schuldbekentenis teekenden,
aansprakelijk zijn.
De borgen, die oorspronkelijk vér-
meenden, voor bedoelde vereeniging
zich te hebben verbonden, beweren
I nu natuurlijk niet als borg voor de
onderteekenaars particulier te zijn
opgetreden, maar voor de vereeni
ging, die nu blijkt niet hoofdschul
denares te zijn.
Men zoude alzoo wel eens voor
vreemde gevallen komen te staan.
De rechtspersoonlijkheid nu geeft
aan de vereeniging een eigen per
soonlijk bestaan, een zelfstandig le
ven, geheel los van de leden, die
haar vormen.
Als de bestuursleden van zulk
eene vereeniging namens haar tee
kenen, verbinden zij niet zichzelven,
maar den rechtspersoon.
De schulden van zulk eene ver
eeniging drukken op de goederen
van haar zelve.
In het kort gezegd: de rechtsper
soonlijkheid maakt de vereeniging
tot een lichaam.
Men hoede zich voor de meening,
dat in de rechtspersoonlijkheid eener
vereeniging die harer afdeelingen
ligt opgesloten.
Ook al is het Utrechtsch Genoot
schap voor Landbouw en Kruid
kunde zelve eene rechtspersoonlijk
heid hebbende vereeniging, zoo zijn
daarom hare afdeelingen nog geene
rechtspersonen.
Immers betreft de rechtspersoon
lijkheid alleen dat lichaam, dat
hetzij door de Koninklijke goedkeu
ring die verwierf, hetzij door den
coöperatieven rechtsvorm aan te ne
men, door de wet als rechtspersoon
wordt gestempeld.
En evenmin nu als de leden van
een lichaam wederom op zichzelve
een lichaam uitmaken, evenzoo wei
nig kan één rechtspersoon in yer"
schillende andere rechtspersonen uit
eenvallen.
Zoo zal ook de Commissie voor
.den „coöperatieven" aankoop, die
dikwijls bij eene landbouwvereeni-
ging voorkomt, niet zelve zich kun
nen verbinden of gelden kunnen op
nemen, daar zij zelve immers niet is
een rechtspersoon.
Wij willen er hier terloops op wij
zen, dat men dikwijls eene vereeni
ging als „coöperatief" bestempelt,
eenvoudig omdat men b.v. gezamen
lijk inkoopt.
Het practisch samenwerken is
echter een kenmerk van iedere ver
eeniging.
Als „coöperatieve" vereeniging is
louter en alleen te beschouwen die,
welke is opgericht volgens de coö
peratie-wet (de wet van 1876) en
aan de daarin gestelde eischen vol
doet.
Wij stappen hiermede van dit on
derwerp af, om even stil te staan
bij de geldverschaffing van de boe
renleenbank aan de vereeniging.
Terloops merken wij op, dat vele
vereenigingin over hare geldmidde
len soms al zeer weinig in hare sta
tuten vermelden en vele ook haar
bestuur volmaakt vrijlaten, om be
dragen op te nemen.