Een belangrijk artikel. Daarentegen zijn de maatschap, de vennootschap onder firma, de ge wone vereeniging, welke niet „Ko ninklijk goedgekeurd" is, niet als rechtspersoonlijkheid hebbende ver- eenigingen aan te merken. Ook kan men „de erven N. N." niet als lid te boek stellen, om de eenvoudige reden, dat deze geene „vereeniging" vormen in den ge wonen zin van het woord, veel min der nog als rechtspersoon zijn te beschouwen. Gemeenten, waterschappen en pol ders zijn wel rechtspersonen, doch zijn geen „vereenigingen". Het zijn publiekrechtelijke licha men, die dus niet 'lid kunnen zijn. (Enkele z.g.n. compagnieschap pen, die in de noordelijke pro vinciën voorkomen en hetzelfde doel beöogen als waterschap pen, zijn wel eens door particu liere personen opgericht en als vereenigingen te beschouwen, doch daarom zijn ze nog geen rechtspersopn.) Wel kan de boerenleenbank, vppr zoover dit door de Centrale Dank als geldbelegging wordt toegestaan (dispensatie wegens het met anderen in geldverkeer treden) aan deze in stellingen geld verschaffen. Deze lichamen kunnen dan niet als lid toetreden, doch zullten op' die wijze geld van de bank als voorschot kunnen betrekken, tot dat bedrag, waarvoor die dispensatie is verleend. (De gewone regelen betreffende de zekerheidsstelling in de statuten der boerenleenbank voorkomende, gel den niet voor deze geldbelegging). Men leze hierover na artikel 7 van de statuten der Centrale Bank, waar over dit punt wordt gehandeld. Het is bekend, dat het Bestuur der Centrale met het geven van zoo danige dispensatie in de ttegenwoor- dige bijzondere tijdsomstandigheder zeer vrijgevig is, voor zoover het aaiibelangt het voorzien in tijdelijke behoefte aan kasgeld van gemeente, waterschap, enz. (Wordt vervolgd.) (Overgenomen uit het Algemeen Landbouwblad.) Een van de meest teere punten bij de oprichting eener coöp. ver eeniging is de regeling van het toe zicht op de handelingen van het bestuur. De wet eischt dat dit punt in de acte van oprichting geregeld is, en van hoeveel belang de wetgever dit achtte, blijkt uit de daaraan ver bonden strafbepaling. Als n.1. de acte van oprichting niets dienaan gaande bepaalt, is zij nietig, bestaat dus de vereeniging niet. Omtrent de wijze waarop dit toezicht uitge oefend moet worden, bestaat echter geenerlei voorschrift en men kan deze aangelegenheid zoo regelen - en in werkelijkheid gebeurt dat ook dikwijls dat er van eenig toezicht hoegenaamd geen sprake is. Men kan b.v. volstaan met m de statuten te zeggen want de rege' 'ling hiervan zal wel steeds in dat gedeelte der acte van oprichting worden opgenomen, dat door de statuten wordt ingenomen dat een raad van commissarissen wordt in gesteld, die tot taak heeft toezicht uit te oefenen op het bestuur. Bestaat er niet zoo iets als een raad van commissarissen of een raad van toezicht, dan is men ook al klaar door te bepalen, dat de al- gemeene vergadering het toezicht op het bestuur uitoefent en omdat dit eigenlijk nog niets zegt en vrijwel vanzelf spreekt, kan men er aan toe voegen, „op door haar zelf te be palen wijze". Of wil1 men duidelijker zijn, bepalen dat daarmede een per manente of elk jaar te kiezen com missie belast zal worden. Of het bedoelde toezicht werkelijk wordt uitgeoefend doet niet ter zake, d.w.z. de wet vraagt daar verdpr niet naar. De verplichting van het hou den van toezicht is geschapen en de leden hebben nu te zorgen voor de I uitvoering". Maar niet alleen voor de leden is het hebben van een werke lijk en goed toezicht van belang. Ook derden kunnen daarbij groot belang hebben. Wij denken hier in de eerste plaats aan de geldschieters, hetzij dit parti- culieren zijn of vereenigingen. Voor die geldschieters is het van het grootste belang dat er controle en toezicht is en ook dat die controle goed is. Jammer genoeg komt het nog hier en daar voor, dat het bestuur ten eenenmale onbekwaam is een be hoorlijke administratie te voeren en dat het te zuinig is aan de vergade ring voor te stellen een bekwaam zaakvoerder aan te stellen of zelf tot die aanstelling over te gaan. Waar i maar de groote beteekenis van een goede administratie wordt gevoeld, daar schrikt men niet terug voor de aanstelling van een goed betaald degelijk ambtenaar, maar ongeluk kig ziet men steeds samengaan on kunde en onbekwaamheid van het bestuur en gebrekkige en slechte i administratie, want niet zoodra krijgt in het bestuur iemand zitting met I een wat breederen kijk op de din gen, of hij breekt onmiddellijk een lans voor het opzetten van een betere boekhouding. Het is duidelijk dat een bestuur dat zelf administratief nog in de kinderschoenen staat, in staat is om geheel te goeder trouw een balans openbaar te maken die nergens op lijkt en allerminst den juisten toe stand aangeeft. Enkele, zelfs groote vereenigingen, puM'iceeren jaar aan jaar balansen, waaruit niets blijkt dan alleen de volslagen onbekwaam heid van de samenstellers. Het is duidelijk dat de geldschie ters der vereeniging in de eerste plaats verlangen dat de boekhouding in orde is en tevens dat de bewijzen daarvoor geleverd worden. Een geld schieter die met minder tevreden is, ziet zijn eigen belang niet en be klaagt zich misschien te laat zijne nalatigheid. Daar particuliere geldschieters best in staat zijn voor zich zelf te zorgen, willen wij ons dus hier bepalen tot het geval dat een boerenleenbank geld leent aan een andere coöpe ratie, onverschillig of dit een zuivel fabriek of aankoop vereeniging is. In vete gevallen loopt een leening in de tienduizenden en al kan in het algemeen gezegd worden, dat coöp. vereenigingen voldoende zekerheid bieden voor de terugbetaling, toch is het goed zich daarvan nog eens voor elk geval in het bijzonder, zekerheid te verschaffen. Een va.11 de eerste vereiscnten, waaraan een voorschot vragende vereeniging moet voldoen is, dat de aansprakelijkheid der leden goed is geregeld. Daarvoor is noodig de onbeperkte aansprakelijkheid al of niet hoofde lijk. D. w. z. dat het niet noodig is dat ieder lid voor het geheel aan sprakelijk is, maar wel dat de aan sprakelijkheid niet is beperkt. Maar ook dit is nog niet voldoende. Want de statuten, waarbij die aansprake lijkheid is geregeld, kunnen gewij zigd worden en nu is het noodig dat geene wijziging kan plaats vinden zonder goedkeuring of medeweten van den geldschieter. Er zijn gevallen bekend, dat eene vereeniging, die zich aan hare ver plichtingen wilde onttrekken, de sta tuten ging wijzigen en de aanspra kelijkheid per lid op enkele centen terugbracht. Want dat is geoorloofd. Als in de statuten niets anders is be paald, zijn de leden voor gelijke dee- len aansprakelijk, maar men mag ook bepalen, dat ieder lid maar voor 25 cent aansprakelijk is. Althans zoo legt men algemeen de wet uit. En een feit is, dat tal van coöperaties de beperkte aansprakelijkheid in de statuten vastleggen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1916 | | pagina 4