mededeeiing van de FIIHI l J. IEESIDK CO., Wat zijn de groote voor- deelen, die men verkrijgt bij het stoomen van veevoeder in een Pomona stoomkoker? ten le. Het veevoeder, dat men bereidt, is krachtiger en smakelijker, zooals hierboven werd omschreven. ten 2e. De werkzaamheid is gemakkelijker te verrichten, en er wordt minder zorg en tijd gevorderd om dit gunstiger resultaat te bereiken dan het geval is bij koken in water. ten Se. Deze wijze van be reiden vergt minder brand stof en minder tijd. 3 2 DE RAIFFEISEN-BODE. TE ZUTHEN. IETS OVER VOEDERBEREIDING. Over dit onderwerp valt heel wat te schrijven. Bepalen wij ons daarom eerst tot de vraag: Wat is het beste, het voeder te bereiden in een gewone veevoederpot of te koken met stoom in een Stoomkoker? In een veevoederpot bevindt zich het voeder aardappelen, wortelen enz. met een groote hoeveelheid water. Onder het langzaam aan verwarmen van het voeder, roert men het geheele mengsel goed rond, totdat het gaar is. Door het langzame verwarmen en het cir- culeeren van het water, worden voorname voedingstoften uitgeloBfd, die met het water grootendeels veiloren gaan, zelfs al geeft men dit water met het voer er in aan het vee, dan krijgt dit toch niet de geheele voedingswaarde die uit het voedsel te halen zou zijn geweest, daar door den aangemengden toestand van het voeder de voedende waarde vermindert. Aan knollen, bieten enz. wordt op deze wijze het hoofdbestanddeel, de suiker, onttrokken. Deze bewerking wordt daarom bij de suiker- fabricatie toegepast. Daarom is het koken van knol en wortel vruchten in water niet goed en is het koken op stoom de beste wijze van voedeibe- reiding. Daarbij kunnen de voedende bestand- deelen zich niet met het water vermengen, het voedsel blijft daaibij in nagenoeg drogen toestand, wat op de spijsvertering van het vee een heilzamen invloed uitoefent. Is dus het stoomen van het veevoeder te verkiezen boven het koken in water, omdat daarmede niet alleen de voedzame bestand- deelen behouden worden, maar de voedings waarde zelfs verhoogd wordt, ook om andere redenen is het bezit van een stoomkoker aan te bevelen. Het is echter niet van belang ontbloot, welken stoomkoker men zich aanschaft. Onderstaand volgt dan ook een beschrijving van den tot heden meest bekenden «Pomona Stoomkoker». De Pomona stoomkoker is een ketel met aangebouwden vuurhaard, bestimf om de voedingswaarde van verschillende veevoeder artikelen door middel van stoom te verhoogen. De Pomona bestaat uit een ronden, plaat ijzeren vuurhaard, bekleed met vuurvasten steen en voorzien van een gietijzeren rooster. Op dezen vuurhaard zijn twee stangen aange bracht, waarop de ketel rust, die boven dezen vuurhaard bewegelijk is opgehangen. Deze ophanging is zoodanig, dat zelfs een knaap '11 grooten gevulden ketel van den vuurhaard kan lichten en daarna kantelen teneinde den ketel te ledigen. Daar de ketel in het midden is opgehangen kan men een geheel gevulden ketel zonder inspanning kantelen of rechtop plaatsen heeft men het laatste gedaan dan tkan men dank zij den beu gel-hefboom, waarmee de ketel op de bovengenoemde steunen bevestigd is, den ketel op den vuurhaard laten zakken. Hierdoor ver krijgt men ten ie dat de sloten worden, en ten 2e dat de ketel volkomen vast staat op den vuurhaarden dus niet meer kantelen kan zelfs niet wanneer er met kracht tegen gestooten De Pomona bestaat dus uiteen vuurhaard met daar boven beweegbaar opge- stelden ketel. Deze ketel is evenals de vuurhaard vervaardigd van zware staalplaat en geheel autogeen geweld. Indezen ketel bevindt zich een tweede bodem, bestaande uit een kegelvormige plaat met rand er omheen en een stoompijp middenop; daarboven be vindt zich een. tweede plaat met gaatjes, waarop de te stoomen vruchten komen te liggen. De Pomona wordt gesloten met een sterke deksel van staalplaat, die luchtdicht op den rand afsluit en door een beugel met schroef- sluiting aangesloten wordt. Deze deksel is voorzien van een veiligheids ventiel, dat tevens dient om na afloop van de bewerking het overgebleven water af te gieten. Het ventiel bestaat uit een busje, afgedekt door een verzwaard klepje. Het gewicht van dit klepje regelt de spanning in den ketel. Men dient er dus steeds voor te zorgen, dat dit klepje aanwezig is, maar tevens dat het zich rij bewegen kan. De doorsnede-teekening laat zien, dat de vuurhaard direct onder den keiel is geplaatst en de laatste dus ten deele door de vlammen van het vuur zelf worde bestreken. Teneinde evenwel de warmte beter te benutten, is de ketel bovendien van een dubbele wand voor zien, en is het rookkanaal zóó gebouwd, dat de warmte eerst geheel rondom den ketel moet circuleeren alvorens door den schoor steen te kunnen ontwijken. Vóór het aanmaken van het vuur dient de ketel gevuld te worden. Bij de gioote ketels doet men dit het gemakkelijkste in ten deele gekantelden toestand, maar men moet dan van te voren hebben vastgesteld, hoeveel water noodig is om den ketel tot juist boven den binnenbodem met water te vullen. Is de ketel gevuld, het van te voren afge paste water er ingestort, de deksel goed ge sloten en het vuur aangemaakt, dan zullen vlammen en verbrandingsgassen als voren omschreven rondom den ketel strijken en hun warmte afgeren aan den inhoud van den ketel. Hierbij springt direct in het oog, dat aangezien er slechts weinig water aanwezig is, dit zeer spoedig tot het kookpunt verhit zal zijn. De stoom, die zich dan vormt, stijgt door den stoompijp naar boven, verbreidt zich tusschen de holten van de te stoomen vruchten, ver warmt ze en gaat dientengevolge zelf weer van stoom in water over, waarbij hij opnieuw de condensatiewarmte aan de te kooken vrucht afgeeft. Het gecondenceerde water druipt ver volgens langs de vruchten af, verzamelt zich op den bodem en stijgt opnieuw verhit zijnde weer als stoom door den stoompijp op. Dit duurt voort tot er zooveel stoom gevormd is en de spanning zoo groot wordt, dat de klep van het ventiel opgelicht wordt en de stoom kan ontsnappen. Zoodra dit plaats heeft, zal men het vuur, zoo dit niet reeds aan het ver flauwen is, moeten temperen, daar er anders te veel water zou verdampen. In vele gevallen b.v. bij het stoomen van aardappelen kan men het vuur geheel dooven. Laat men in dit geval den ketel nog een 15 d 20 minuten staan, dan kan men het condensatie-water laten afvloeien en vervolgens den ketel ledigen. Wij hebben nu de constructie en de weiking van den Pomona behandeld. Alvorens tot een ander punt over te gaan, wenschen wij even den nadruk te leggen op een voordeel in het systeem van den Pomona, waardoor de duur zame goede werking ten zeerstebevorderd wordt. Tot dusver ondervond men bij stoomkokers met eenvoudigen inzetbodem voortdurend het bezwaar, dat het vuil, hetwelk met het con- densatiewater op den vuurbodem valt, aan brandde. Bij niet zeer schoongewasschen aard- appe's kwam het raak voor, dat het vuil zoo vast aan den bodem brandde, dat hamer en beitel er aan te pas moesten komen om de korst te verwijderen, wat natuurlijk den ge bruiker last veroorzaakte en dan ook vaak te laat gedaan werd. Werd de korst echter niet verwijderd, zoo was het eerste gevolg, dat de stoomkoker belangrijk minder zuinig werkte en men vaak ééns zooveel of meer nog aan j tijd en brandstof noodig had. Een tweede en ernstiger gevolg was echter, dat de vuuibodem binnen korten tijd doorbrandde en dat het toestel dan dure reparaties noodig had, zoo het niet reeds geheel onbruikbaar was geworden De nieuwe vinding nu, welke verduide'ijkt is op de doorsneeteekening maakt dergelijke stoornissen en defecten onmogelijk. Zelis on- - gewasschen aardappels kunnen thans den vuur bodem niet meer in die mate verontreinigen, dat het nuttige effect vermindert of de bodem doorbrandt. De inzetbodem bij den Pomona bestaat zooals wij gezien hebben uit twee deelen, ten eerste een kegelvormige plaat met rand er om heen en in het midden een stoompijp, en ten tweede een plaat met gaatjes, waarop de te stoomen vruchten komen te rusten. Tusschen deze beide platen wordt een holle ruimte ge vormd, waarin het water valt, dat met het vuil van de aardappels afdruipt. Het vuil zakt en blijft beneden liggen, terwijl het weer helder geworden water door de rondom in den kegel- vormigen wand aangebrachte gaatjes weer op den vuurbodem valt, om, zooals wij eveneens reeds schreven, opnieuw vei hit zijnde, weer als stoom op tc stijgen. Het vuil dat op deze wijze met den vuurbodem niet in aanraking komt, kan nu na elk gebruik door het ver wijderen van de plaat, weggenomen worden. DEZE VOORDEELEN ZIJN DRIEERLEI: (Wordt vervolgd.)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1916 | | pagina 10