io
DÉ RAÏFFEISÈ N-B ODÉ.
in kol. 5 van het Dagboek f 1006.22
in kol. 8 f 1000 en in kol. 9 f 6.22.
De fiooo uit kol. 8 brengt hij
over in Grootboek III in het credit
der rekening „Deposito -obligatiën".
Staat A. met de bankte Lekker-
kerk in rekening, dan kan de stor
ting geschieden door de rekening
van A. voorkomende in Grootboek I
of in Grootboek III voor f1006.22
te debiteeren.
De kassier boekt dan in het Dag
boek: „Uitgegeven aan A. f 1006.22"
in kol. 9 en 10, als A. een spaar
boekje heeft en in kol. 9 en 13, als
A. een rekening-courant heeft en
brengt dezen post van kol. 9 over in
Grootboek I of dien uit kol. 13 in
Grootboek III in het debet van A.'s
rekening. RED.
o
Belegging op Hypotheek.
In het Juli-nummer van de Raif-
feisen-Bode is een ingezonden stukje
opgenomen van D. R. M., waarin
gevraagd wordt of het bestuur der
C. B. bij den heerschenden geld-
overvLoed niet wat minder bezwa
ren kan hebben tegen het geven van
dispensatie van het verbod omgroo-
tere bedragen dan f 3000.op hy
potheek uit te zetten. De redactie
antwoordt in een onderschrift, dat
zeker D. R. M.» maar ook ons niet
bevredigt. De vraag die gedaan is,
wordt eenvoudig beantwoord met
het korte „De gelegenheid tot dis
pensatie voor bepaalde gevallen
blijft natuurlijk bestaan", om dan
eene verklaring te geven van het
wenschelijke van het uitgeven van
deposito-obligaties.
Meer dan een zal met den heer
D. R. M. zich al hébben afgevraagd
of, nu door de uitgifte dier deposito-
obligaties het bewijs is geleverd, dat
er overvloed van geld is, het be
stuur der C. B. gemakkelijker ont
heffing verleent van het bedoelde
verbod dan anders, omdat toch als
Ieenig argument voor het in het le
ven roepen van dat verbod heeft
gegolden, voldoend vlottend kapi
taal. De redactie heeft blijkbaar de
vraag niet begrepen en een ander
antwoord zien ook wij met belang
stelling tegemoet.
Bij het in het leven roepen dier
verbodsbepaling is geen ander argu
ment aangevoerd geworden dan dat
het gevaarlijk was teveel' geld vast
te leggen, dat er steeds voldoende
geld „vlottend" moest worden ge
houden enz.
Ofschoon de banken over het al
gemeen wel in staat zijn'haar hou
ding te bepalen, ook inzake de be
leggingen, kunnen wij ons begrij
pen, dat het bovenaangevoerde ar
gument voor velen klemmend ge-
„r>.oo- k lorpvveest om het voorstel te
steunen. Als echter de oorzaak, die
tot de aanneming daarvan heeft ge
leid, niet meer bestaat, ligt het voor
de hand, dat het verbod zelf ook
van ondergeschikte beteekenis wordt
en zooveel mogelijk wordt losge
laten. i
De bank te Aalten, die over meer
dan 2 ton „vlottend" geld beschikt,
en bij het bestuur der C. B. ook
dispensatie vroeg, bemerkte echter
tot haar verwondering, dat bedoeld
bestuur, bij' zijne overigens zeer te
gemoetkomende houding, een heel
stel voorwaarden had opgediept,
waaraan moest worden voldaan om
voor liet verleenen van dispensatie
in aanmerking te kunnen komen. Enl
wonderlijk genoeg, ontbrak zelfs de
groote, eeltige voorwaarde, die tot
dat verbod heeft geleid, dat er ge
noeg vlottend kapitaal moest over
blijven.
De vragen, die beantwoord moes
ten worden iiadden alle zonder on
derscheid betrekking op de dekking
der leeningen, iets waaraan zelfs bij
beantwoording dier vragen, niemand
iets heeft. Als de meer of minder
spliede dekking der leeningen ooit
door de C. B. beoordeeld kon wor
den, zou men geen bezwaar kunnen
hébben tegen de beantwoording der
gestelde vragen; nu moet men het
opvatten als het invoeren van eene
bureaucratie in onze organisatie die
liefst reeds dadelijk de deur voor
de neus moet worden dichtgedaan.
Als voorwaarde voor het verlee
nen van dispensatie kan op grond
van de geschiedenis van dit statu
tenartikel, niet anders worden ge
steld dan dat de bedoelde bank naar
het oordeel van het bestuur der
C. B. over voldoende gelden moet
beschikken, en als dat het geval'
is, dat dan het bestuur de gevraagde
dispensatie niet weigeren zal.
Aalten. JOH. OBBINK'.
Antwoord der Redactie.
Het antwoord, dat wij in het voor
gaand nummer aan den Heer D.
R. M. hebben gegeven, bevredigt
blijkbaar den Heer Obbink niet.
Wij willen daarom ons standpunt
wat breedvoeriger uiteenzetten.
Het gaat hier in de eerste plaats
over het besluit der al'gemeene ver
gadering van 17 Mei I9t3; waarbij
werd vastgesteld, dat de boerenlteen-
banken zonder toestemming van het
Bestuur der Centrale Bank geene
bedragen boven de f 3000 op hy
potheek mogen ter leen verstrekken.
Dit verbod vindt onget,wijfeld-zijne
oorzaak in de overweging, dat steeds
voldoende geld „vlottend" moet wor
den gehouden.
Maar met die oorzaak of aanlei
ding alleen hebben wij hier niet te
maken, want zelfs al' zoude die nu
niet meer aanwezig zijn, dan ligt
daar tóch nog het besluit, waar
mede het Bestuur der Centrale heeft
rekening te houden en dat niet maar
zoo zonder meer kan worden ter
zijde gesteld.
Wij zijn het dus niet eens met
den Heer Obbink, als hij zegt, dat
het verbod, als de oorzaak, die tot
-de aanneming heeft geleid, niet meer
bestaat, door het Bestuur eenvoudig
maar zonder meer moet worden los
gelaten.
Immers verliest de geachte inzen
der hier wel geheel uit het oog de
juiste verhouding tusschcn alge-
meene vergadering en bestuur. De
eerste is de wetgevende, de laatste
slechts tle uitvoerende macht, die
niet naar eigen goeddunkten de eens
gegeven wet buiten werking mag
stellen. De eenige juiste conclusie
die de geachte inzender uit zijne stel
ling - ware zij juist zoude kun
nen afleiden, is alleen deze, dat er
voor de alge me ene vergadering ter
men zouden kunnen bestaan, 0111 op
haar besluit van 17 Mei 1913 terug
te komen.
Of nu inderdaad die oorzaak,
welke tot de aanneming van het 'be
sluit heeft geleid, niet meer bestaat,
willen wij hieronder bespreken.
Vastgesteld zij hier echter, dat wij
ook met deze opvatting van den
Heer Obbink ons niet kunnen ver
eenigen.
Wij zeiden hierboven, dat wij niet
alleen met de oorzaak hebben te
maken, maar met het besluit, zooals
het daar ligt.
Nu .echter de Heer Obbink ter
staving zijner beweringen zich be
roept op de geschiedenis van het
besluit, hebben wij deze nog eens
goed nagegaan en is ons weer eens
duide}ijk gebleken, dat dit beroep
stellig in geen enkel opzicht opgaat
en die geschiedenis juist het omge
keerde leert van wat de Fleer Ob
bink .er wil uithalen.
Men leze maar eens het stenogra
fisch verslag der bedoelde verga
dering.
Daar werd niet alleen over de
aanleiding tot het verbod gehan
deld, maar 00'k wel' degelijk over de
uitwerking van het besluit en dat
wel zeer uitvoerig.
Wij 'kunnen hier niet al het ge
sprokene gaan weergeven, maar stip
pen slechts het navolgende aan:
Bij de behandeling van het voor
stel werd al's voorbeeld aangehaald
de Centrale te Eindhoven, die een
zelfde bepaling heeft voor bedra
gen boven de f2000.—, terwijl het
navolgend schrijven, van deze in
stelling afkomstig, werd voorge
lezen: 1