DE RAIFFEISEN-B DDE. 67 ger lid is en ook door die bank aan hem uitbetaald." De grootere voor schotten worden, zooals reeds ge zegd, verstrekt door de ardeelings- banken. De aanvragen worden weer ingediend bij de betrokken dorps- bank; het bestuur daarvan stelt daarop zijn advies, of het bedrag al dan niet kan worden toegestaan. Wordt de aanvrage goedgekeurd hetzij door het bestuur van de dorps- bank, hetzij door dat van de Centrale, dan wordt de schuldbekentenis op gemaakt door den schrijver van de betrokken dorpsbank. Daarin wordt het onderpand nauwkeurig omschre ven en verklaart de schuldenaar, dat hij aan de bank het recht geeft dat pand te verkoqpen of te verpanden, ingeval het door hem verschuldigde niet of niet op 'tijd wordt voldaan. Bij voorschotten boven een be paald bedrag (b.v. f300) wordt door de bank tot meerdere zekerheid van de in onderpand gegeven goederen z.g. credietverband op die goederen vereischt, d. i. een soort inlandsche hypotheek, waarvoor ongeveer de zelfde formaliteiten zijn te vervullen als bij een gewone hypotheek, be halve dat de akte kan worden verle den voor 'het (inlandsch) districts hoofd. J. H. VAN DRANEN. (Wordt vervolgd). Praatjes over Veizekering. Door AGRICOLA. De boerderij staat in lichtelaaie. Koeien en kippen, paarden en var kens rennen verschrikt weg. De boer staat met een emmer midden in een sloot en tegenover hem een mijnheer met pen en papier in de hand. Dit plaatje zag ik jaren geleden in een verzekeringsblad met dit on derschrift Agent,,Voor de brandpolis is het te laat; neem je een levens verzekering Boer, haif huilend: „Ik neem al les, meneertje, wat je maar wilt. De bedoeling was duidelijk: kijk eens, hoe actief zoo'n agent toch is, en hoe de boer, gekant tegen alle verzekering, eerst door schade en schande wijs wordt. Zoo werd, zoo wordt nog over de boeren geoordeeld. Of dat billijk is? De landbouwstand in ons land be leeft een tijd van ongekenden voor spoed. Een kennis van me in het kaasland zei: „De boeren hier zijn verlegen met hunne winsten." En op de vraag, wat zij dan met hun gel cl doen, antwoordde hij: „Niets. Dat wil zeggen, behoudens een enkele uitzondering stapelen zij hunne con tanten op in hunne kasten. Beleggin gen durven zij niet koopen uit vrees verkeerde dingen te zullen doen met het oog op de groote onzekerheid der naaste toekomst." Nu is een levensverzekeringpolis een belegging zoo mooi en solied als men maar wenschen kan. Het was vroeger zoo, maar de oorlogstijd heeft het nog beter doen uitkomen. Wat nu de verzekeringsmannen maar niet kunnen begrijpen is, dat die landbouwers met hun oorlogs winsten nu niet storm loopen om een polis. En het oordeel1 luidt weer: een boer voelt bitter weinig voor verze kering, vooral levensverzekering, hij is niet voor rede vatbaar, op zijn koppigheid stuiten alle argumen ten af. Is dat oordeel rechtvaardig?Hee- femaal niet. Het verzekerd kapitaal in ons land bedraagt veel meer dan een milliard gulden. Wat daarvan j:le boeren IbSj is Imag geen naam heb ben. Vraag niet, hoe men aan die productie gekomen is. Het ging waarlijk niet van een leien dakje. Veertig jaren lang heeft een leger I van inspecteurs en agenten de men- schen wat men noemt „bewerkt" en is het publiek overstroomd met ge- schriften, tarieven en reclame-artike- i len. Daarbij vergeleken is er eigen lijk niets gedaan om de boeren te j winnen voor levensverzekering. Niet één op de honderd kreeg er bezoek van een agent, dus over de activiteit dier heeren kan de boer nog niet roepen of klagen. En zou men dan verwachten, dat een boer uit eigen j beweging komt, terwijl de burger nu j nog met veel moeite getrokken moet worden De tuinder en landbouwer is in den grond niet tegen verzekering. Als hij in een bepaald geval van het nut overtuigd is, doet hij mee. Tegen brand is hij in den regel ver zekerd en de vee- en glasverzekering telt al heel wat leden. Ook voor de levensverzekering zal' zijn tijd aan breken. De voormannen op landbouwge bied meenen, dat het inderdaad tijd wordt om propaganda voor levens- verzekering te maken, omdat het noodig en gewenscht is, dat ook de landbouwstand in de voordeelen er van gaat deelen. Zoo heeft het hoofdbestuur van de Groninger maatschappij van Landbouw en ij- verheid besloten, in een daartoe te beleggen vergadering dooi een des kundige te doen bespreken het be lang van levensverzekering voor onze landbouwers. Weldra zal dat voorbeeld in an dere streken gevolgd worden. Zou dan de Raiffeisen-bode, die in fi- nanciëele zaken uw raadsman wil zijn, er het zwijgen toe doen: Hij I "-eeft mij gelegenheid van tijd tot tijd met u een praatje te houden over verzekering. Ik zal dat doen een voudig en kort, mij bepalend tot bet algemeene en geen maatschappij met name aanbevelend. Ik zal t eerst hebben over levensverzeke ring en vervolgens over ongeval len-, brand-, aansprakelijkheidsver zekering en wat er verder bijkomt. (Wordt vervolgd). Opzegging van he! lidmaatschap. In het laatste nummer van de Raiff.rBode komt een vraag voor van den HeerSalentijn, hoe te handelen bij uittreden van een lid eener Coöp. Vereeniging, en de redactie geeft daarop een uitvoerig antwoord. Hoe geheel in overeenstemming met de wettelijke bepalingen dat antwoord ook is, is het in het algemeen toch wel wat sterk uit gedrukt te zeggen, dat eene opzegging van het lidmaatschap geen effect heeft als niet èn bestuur èn uittredend lid hebben geteekend. In het algemeen vindt men onder de rech terlijke uitspraken omtrent een betwist lid maatschap van eene coöp. vereeniging, voor het rechtsbegrip van een leek, zulke afwij kingen van de pertinente eischen der coöpe- ratiewet, dat het altijd gevaarlijk blijft af te eraan op de eischen, welke die wet stelt. In de verschillende rechterlijke uitspraken vindt men wel weder terug eenzelfde gedachten- gang, deze n.1., dat het toetreden als lid eener coöperatie door allerlei bewijsmiddelen buiten de wet liggende, wordt toegelaten, doch dat voor het bewijs van uittreding wordt vereischt dat de inschrijving daarvan in het register op de voorgeschreven wijze geschiedt. In een arrest van den Hoogen Raad van 13 Nov. 1914 is echter o.a. de conclusie genomen dat, zooals in het onderhavige geval, een lid zijn lidmaatschap schriftelijk heeft opgezegd, zonder dat een afteekiening in het register volgde, doch het bestuur de ontvangst der schriftelijke opzegging erkende, die opzegging tusschen partijen vaststond en mitsdien van i het bewijs daarvan geen sprake meer kon zijn. Omtrent de toetreding bestaan tal van rech terlijke uitspraken, waarin telkens weder wordt gezegd, dat behalve het plaatsen der hand- j teekening in het register, verschillende andere bewijsmiddelen zijn toegelaten. Art 12 der coöperatiewet zegt: „De toetreding tot de vereeniging wordt ten aanzien ven de leden en van derden alleen bewezen door de gedagteekende onderteekening van het in art. 11 bedoelde register der vereeniging of door eene notarieele acte, in afschrift aan dat register, gehecht." Niettemin leest men in tal van vonnissen, dat uit die bepalingen geenszins volgt dat het lidmaatschap niet op andere wijze zou zijn te bewijzen, dat het ontbreken van den datum de teekening niet krachteloos maakt, dat het enkel erkennen van het lidmaatschap reeds voldoende is, enz. Of daarom met het oog op de afwijkende 1 uitspraken als vaststaand mag worden aange nomen, dat een naar elders vertrekkend lid vanzelf ophoudt lid te zijn, zonder dat daar voor afteekening van het register noodig is, lijkt mij eenigszins twijfelachtig. Liever zou ik zoo iemand iaten teekenen of juister, zoo iemand aanraden te teekenen, wil hij zekerheid hebben geen lid meer te zijn. Voor het geval een dergelijk lid zou weigeren te teekenen, kan het bestuur hem ontzetten op grond van het niet meer voldoen aan de voorgeschreven vereischten, bij welke ontzetting dan alle for maliteiten zijn in acht te nemen, die daarvoor gelden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1916 | | pagina 3