leis over hel ueihscremetuiezen in lied. indie, speciaal wal heireit dat ter sumaira s uiesihusf. 66 INGEZONDEN BIJDRAGEN DE RAIFFEISEN-BÖDE. in de engere beteekenis heeft op gevat, die men er aan 'kan geven, maar zich altijd geroepen heeft ge voeld om de geheele cultuur van den grond, op welke wijze ingericht, te bevorderen. Dit bleek zoowel uit het lidmaatschap van allerlei com- missiën, waartoe hij geroepen werd, alsook uit het Redacteurschap van het Tijdschrift der Nederlandsche Heidemaatschappij, hetwelk hem werd opgedragen. Dat ook zijn wijze van optreden en zijn inzicht in toestanden werd gewaardeerd, bewees zijn benoeming in 1888 tot lid van de Provinciale Staten in Drenthe. In 1889, bij de reorganisatie van den dienst der Rijkslandbouwproef stations, wer'd hij benoemd tot Se cretaris der Commissie van Toe zicht op de proefstations en in 1890 tot lid der Commissie, hetgeen hij tot heden bleef. In 1890 werd hij voorzitter van de Commissie voor de gesubsidieer de proefvelden, benoemd door ,het Genootschap van Landbouw in Drenthe. Aan de oprichting der Ned. Hei demaatschappij in 1888 heeft hij een werkzaam aandeel genomen. Vanaf de oprichting tot op heden was hij lid van het Dag. Bestuur. Eerst was hij Redacteur, later lid der Re dactie van het Tijdschrift der Ned. Heidemaatschappij. In het jaar 1892 werd hij be noemd tot Inspecteur van het Land bouwonderwijs, en in 1901 tot In specteur van den Landbouw. Ook nam hij een werkzaam aandeel in de oprichting der Kon. Ned. Land- bouwvereeniging in 1908. Wij vermelden voorts, dat hij was Lid der Staatscommissie van 11 Maart 1914 tot herziening der Jachtwet, Lid van de Subcommissie van de Staatslandbouwcommissie 1906 voor het landbouwcrediet, Lid der Staatscommissie voor de Werk loosheid 1909, Voorzitter der Com- mi.ssie „Ontginning", ingesteld door het Ned. Landbouwcomité, welke Commissie o.a. een ontwerp van wet op Ruilverkaveling indiende, het welk thans bij de Regeering in na dere bewerking is, Lid der Com missie van Advies der Rijksland bouwproefstations, Curator van het Kon. Ned. Meteor. Instituut, Lid van verschillende besturen van Ver- eenigingen, o.a.van het Dag. Best. der Ned. Heidemaatschappij, van het Bestuur der Kon. Ned. Land- bouwvereeniging, van het Dag. Be stuur der Ned. Vereen, voor Eco nomische Geografie, Voorzitter van den Ned. Bond voor Werkverschaf fing, Ondervoorzitter van den Ned. Vereen, voor Koeltechniek, Onder voorzitter van den Ned. Vereeniging voor Geneeskruidtuinen, Ondervoor zitter der Vereeniging „Een Natio naal Belang", Ondervoorzitter der Commissie van Beheer der Volks tuinen te 's-Gravenhage, Lid van het Bestuur der Phytopathologische Vereeniging en Lid van het Bestuur der Zuiderzeevereeniging, dan was hij nog lid van verdienste van het Drentsch Genootschap van Land bouw, van 'de Overijselsche Mij. v. Landbouw, van "de Geldersch-Over- ijselsche Mij. v. Landbouw, van de Hollandsche Mij. van Landbouw „Ned. Rundveestamboek", en van de 'Zeeuwsche Mij. van Landbouw. Het zal ongetwijfeld den Heer Löhnis bij zijn scheiden eene groote voldoening zijn, dat het kleine plan tje onzer onganisatie uitgegroeid is tot een grooten en stevigen boom. Wij roepen hem bij zijn afscheid een welgemeend en hartelijk vaar wel toe en drukken "daarbij den wensch uit, dat, ook nu hij eene welvèrdiende rust gaat genieten, toch onze instelling zich in zijne belangstelling zal mogen blijven verheugen. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). (Vervolg.) Thans iets over de meer intieme aan gelegenheden, dus hoe 't hier toe gaat met het verleenen van voor schotten, de borgstellingen enz. Zooals reeds gezegd is, bestaat het groote bezwaar, dat 't overgroote deel der bevolking niet lezen of schrijven kan. Wel worden er meer en meer scholen opgericht en is de lust tot leeren b.ij de inlanders over 't algemeen zeer groot, wat een ver blijdend verschijnsel is, doch thans is 't nog "n belangrijke factor, waar steeds rekening mee moet worden gehouden. Men onderscheidt hier twee soor ten leeningen, n.1. de z.g. kleine en groote; de eerste bedragen van 'f 1 tot hoogstens f 20, de tweede boven de f 20. Voor de kleine leeningen, die uitsluitend door de dorpsbankjes worden verstrekt, wordt geen borg stelling gevraagd, wat natuurlijk ten gevolge heeft, dat de risico-premie (rente) vrij hoog is, belangrijk meer dan voor de groote leeningen. De aanvrage geschiedt mondeling aan de hakirns, op 'den dag, waarop het bankje is geopend. Deze overwegen of het bedrag, in verband met 'de meerdere of mindere soliditeit van den aanvrager, diens inkomsten, het doel der leening enz., al of niet, ge heel of gedeeltelijk, kan worden toe gestaan. Kan het voorschot worden uitbetaald, dan moet de leener In een register, waarin zijn naam en het bedrag der leening is ingeschreven, een afdruk van zijn linkerduim plaat sen. Dit geschiedt door het bovenste deel' van den duim te bevochtigen met drukinkt, den duim op de be stemde plaats op het papier te plaat sen en vervolgens, krachtig druk kend, een halven slag o!m te draaien, waardoor de loop der naden, die bij ieder mensch verschillend is, goed zichtbaar wordt. Die afdruk kan nimmer ontkend worden en heeft veel meer waarde dan het z.g. kruisje, dat in Holland vaak wordt gebezigd door analphabeten. Jam mer, dat de wet deze wijze van onder teekenen nog niet erkend heeft als wettig bewijsmiddel. Verder ont vangt de leener een strookje, waarop het bedrag wordt ingevuld en later de periodieke aflossingen en de schrijver betaalt het voorschot uit. Gewoonlijk geschiedt de aflossing ïn 10 termijnen, ieder van (14 dagen; gelijk met iedere aflossing moet een- tiende deel van de verschuldigde rente worden betaald en bovendien 10 pet. van de aflossing worden ge stort bij wijze van spaargelden (z.g. "erplichte inlagen) ter 'versterking van het bedrijfskapitaal. Die ver plichte inlagen worden alleen ge vorderd bij de kleine leeningen. Zooals men ziet, is dit een hoogst eenvoudige wijze van voorschotten verstrekken; onderpand wordt niet gevorderd, terwijl1 het bewijs van hef ontstaan der schuld in hoofd zaak berust op de getuigen, die bij het uitbetalen van het geld aanwezig waren; de duimafdruk dient dus al leen om het bewijs, dat de leener werkelijk dezelfde persoon is, als uit de boeken blijkt, meer kracht bij te zetten. Voor voorschotten, hooger 'dan f20.wordt onderpand vereischt de leener vraagt schriftelijk het door hem benoodigde bedrag aan, met omschrijving van het doel, waarvoor het geleende moet dienen en opgave van het onderpand, dus precies op dezelfde wijze, als dit bij de Holland sche boerenleenbanken gebeurt. Het onderpand bestaat gewoonlijk uit sa- wah's (rijstvelden) huizen enz., per soonlijke borgstelling kwam tot he den nog zeer zelden voor. Is het aangevraagde bedrag f 100 pf min der (tot f20) dan wordt de leening geheel1 behandeld door 't bestuur der dorpsbank, waarvan "de aanvra-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1916 | | pagina 2