De Coöperatieve Zuivelbank
te Leeuwarden.
DE RAIFFE1SEN-BODE.
47
Maar hetzelfde geldt ook voor de
combinatie van bestuurslid of kas
sier eener boerenleenbank en raads
lid, want de Raad stelt het kohier
van den hoofdelijken omslag vast.
Daar echter juist op het platte
land de boerenleenbanken reden van
bestaan hebben, is het meestal on
mogelijk goede bestuursleden voor
die banken te vinden, zonder ook
een of meer der raadsleden daartoe
te benoemen. H. KOCH,
Kassier der Coöp. Boeren
leenbank te Dodewaard.
In de veronderstelling, dat vele
aangesloten banken gaarne willen
worden ingelicht omtrent de wer
king van de Coöp. Zuivelbank, zul
len wij in eenige artikelen een
en ander mededeelen, omtrent het
ontstaan, het doel en de werking
van genoemde instelling, die looi
de zuivelfabrieken een gelijke taak
heeft te vervullen als de boerenleen
bank voor de boeren.
I. Het ontstaan van de Coöp.
Zuivelbank.
Reeds in 1902 werd vanwege den
Bond van Coöperatieve Zuivelfa
brieken in Friesland een onderzoek
ingesteld naar de mogelijkheid tot
het oprichten van eene onderlinge
bankinstelling voor de Bondsfabrie-
ken voor het tijdelijk opnemen cn
beleggen van gelden. De belang
stelling bleek toen echter onvol
doende te zijn, de behoefte aan eene
onderlinge bankinstelling scheen
niet te worden gevoeld. Dit veran
derde echter in 1904 toen eenige
zuivelfabrieken in meer of mindere
mate waren betrokken bij het fail
lissement van een groot kassiers
kantoor te Leeuwarden.
Uit het Bestuur van den Bond
werd toen een commissie aangewe
zen, die in opdracht kreeg de op
richting van eene onderlinge bank
instelling te bespreken met een des
kundige. Men kwam tot de overtui
ging, dat een onderlinge bankinstel
ling, waaraan de fabrieken al hare
kassierszaken zouden kunnen toe
vertrouwen en die tevens toegan
kelijk zou zijn voor de land
bouwende bevolking uit de provic-
cie bestaanbaar was.
Het oprichten van een geheel
zelfstandige bank werd echtfer ont
raden, men wenschte rekening te
houden met het bestaan van de boe
renleenbanken, en in overweging
werd gegeven zich in verbinding te
stellen met de Centrale Raiffeisen-
Bank te Utrecht en wel op grond
van hare "betrouwbaarheid, steu
nende op den coöperatieven vorm
en op den coöperatieven geest, die
in deze organisatie tot volle uiting
kwam door onbeperkte aansprake
lijkheid, openbaarheid en verplichte
controle.
Er werd overleg gepleegd met
het Bestuur van de Centrale Bank
om tot eene regeling te komen,
waardoor de zuivelfabrieken recht
streeks met de centrale in verbin
ding kwamen. Het Bestuur van de
Centrale Bank werd bereid gevon
den bij genoegzame deelname
een bijkantoor te Leeuwarden
oj) te richten; de fabrieken moes
ten zich aansluiten bij de Gentrale
Bank en alle geldzaken zouden gaan
over en behandeld worden door
het bijkantoor.
De heer Van den Hurk, hoofd
inspecteur van de Centrale Bank,
hield in 1905 in een ledenvergade
ring van den Bond van Zuivelfa
brieken eene lezing over de Raiffei
banken en verstigde nog eens na
drukkelijk de aandacht op de be
trouwbaarheid van deze instellin
gen. Slechts een klein aantal fa
brieken waren direct bereid om toe
te treden tot de Centrale Bank,
meerdere fabrieken wilden - - zon
der toetreding het bijkantoor ge
heel of gedeeltelijk begunstigen met
de behandeling van de geldzaken,
terwijl vele fabrieken een volkomen
afwachtende houding aannamen.
Onder deze omstandigheden kon
niet worden overgegaan tot het op
richten van een filiaal of bijkantoor
van de Centrale Bank en het was
zeer te betreuren, dat al het werk,
dat in dezen verricht was, geen be
ter resultaat had opgeleverd.
Een „stil zitten" werd het gevolg
en het vinden van een vorm om de
behandeling der geldzaken van de
fabrieken coöperatief te doen plaats
vinden was veel moeilijker gewor
den immers de hand, die de zuivel
fabrieken was toegestoken door de
groote en krachtige organisatie op
het gebied van het landbouw-crediet
was geweigerd.
Inmiddels was door een en ander
de aandacht meer en meer geves
tigd geworden op de Coöp. Boeren
leenbanken de oprichting daarvan
werd bevorderd door lezingen van-
jwege de Commissie voor Landbouw
coöperatie en door personen, die
van zeer nabij bekend waren met
de gunstige werking der plaatselijke
banken.
Sedert 1905 zijn vele boerenleen
banken opgericht en het verblijdend
verschijnsel heeft zich voorgedaan,
dat juist uit den boezem der boee-
renleenbanken - - waar men vroeger
eene onderlinge bankinstelling voor
de zuivelfabrieken een gevaar achtte
voor de plaatselijke banken een
aandrang kwam om de bankzaken
van de zuivelfabrieken onderling te
regelen en in eene vergadering van
den Bond van Coöp. Zuivelfabrie
ken werd de wenschelijkheid uit
gesproken tot het oprichten van een
bankinstelling ten dienste van de
zuivelfabrieken, aangesloten bij den
Bond.
Terzelfder tijd werd van andere
zijde deze kwestie aan de orde ge
steld bij het Bestuur van den Alg.
Ned. Zuivelbond en het gevolg
werd, dat deze zeer belangrijke zaak
in studie genomen werd door een
commissie uit het Bestuur van den
Bond en "het Dagelijksch Bestuur
van den Alg. Ned. Zuivelbond.
'Wordt vervolgd.) Tj. K.
Aan de Redactie v. d. Raiffeisenbode.
In de 3e verbeterde en vermeer
derde druk der Handleiding voor
het Beheer en de Boekhouding der
Coöp. Raiffeisenbank te Utrecht,
leest men op pag. 42 met het oog
1 op de borgstelling voor den kassier
I o.a. „Men kan ook aan de Centrale
i dat onderzoek opdragen, wat m.i.
i de veiligste en meest verkieselijke
'i weg is".
Nu was 't niet voor onderzoek
naar de credietwaarcligheid van den
borg voor ondergeteekende, wel
naar die van een paar personen,
als borgen optredend bij een cre-
diet in loop. reken., dat namens
het Bestuur onzer Bank via de Cen
trale de begeerde inlichtingen wer
den genomen.
Hoe gezegd onderzoek nu precies
in z'n werk gaat, weet ik niet, wel,
dat in het onderhavige geval inlich
tingen zijn gevraagd aan den Secre
taris geen inwoner en mitsdien
zeer waarschijnlijk niet tot in dc
finesses op de hoogte met de toe
standen hier en bij den gemeente
veldwachter. Bij toeval kwam ik dit
te weten en, 't moet tne van 't
hart'K stond verbaasd.
Nu gold m'n verbazing in hoofd
zaak den laatstgenoemden, wien ik
slechts in 't uiterst geval z'n oor
deel zou vragen, bevreesd als ik
ben, dat 't voor het doel althans
niet betrouwbaar genoeg kan wor
den geacht. Ook 't Bestuur kon aan
zoo'n onderzoek niet z'n volle sym-
phatie geven en opperde de mee
ning, bij eventueel later voorkomen
de gevallen geen 60 ent. voor elk
advies disponibel te stellen, indien
in de Bode dienaangaande eerst niet
eens een bevredigend licht werd ont
stoken.
In afwachting hierop.
Uw dw„
F. KOOL,
Kassier Valkenburg, Z.H.