teL
Overgenomen.
De nieuwe Landbouwinspecteur.
30
DE RAIFFEISEN-BODE.
de Gemeente een nog hooger per
cent bood, dan Nijbroek vroeg, en
omdat men daar nog meer voor
deel, liefst niet aan driemaar aan
vier kanten wilde zien. (De leer
ling gaat altijd verder dan de mees
ter).
Dat voorts eene andere bank
hare déposito's bij eene andere zus
terinstelling heeft ondergebracht en
deze weer dat geld met nog wat
er bij, bij eene andere zusterinstel
ling, enz., enz., enz.
Dat het dan ook wel al een half
jaar geleden is, sedert hij geld (en
salaris) heeft gezien en de bank
te Nijbroek maar den weg moet
opgaan van vele andere zusterin
stellingen, welke ook wegens mo
menteel gebrek aan contanten, zijn
gesprongen.
Dat hij voor de rest, als met de
oontröle belast, op dat springen wel
het oog zal houden en voorlichting
wil geven, opdat de liquidatie rich-
tig en op wettelijke wijze geschiedt,
doch in geen geval meer zal ant
woorden op brieven, waarin om
centen wordt verzocht.
Gesteld echter eens, dat de Cen
trale nog wél wat geld ontving van
boerenleenbanken, dan zou ze de
bank te Nijbroek toch niet kunnen
helpen en een crediet toezeggen,
want ieder oogenblik kan haar geld
voorraad wegslinken, doordat ze
bericht krijgt van de banken, welke
deponeerden, dat zij dat geld
haar geld aan eene zusterinstel
ling hebben toegezegd tegen een
mooi percentage, mooier dan de
Centrale, welke natuurlijk hard
werk heeft, om nog boven water
te blijven, kan vergoeden.
Immers de Centrale zal dan
minder rente kunnen vergoeden,
daar haar geldvoorraad zeer is
geslonken en zoo zij al credieten
kan openen, meerdere rente moe
ten bedingen van de voorschot
ten, wil zij blijven bestaan
(De geachte inzender bedoelt wel
de gelden, welke niet bij de eigen
leden der boerenleenbank of bij zus
terinstellingen worden geplaatst, bij
de Centrale Bank te deponeeren
en schakelt dus de Centrale slechts
ten deele als geldreservoir uit).
Wij wezen er reeds op, dat de
eene bank voorts te veel crediet
zoude verkrijgen in verhouding tot
de andere.
De eene zoude 4 percent, de an
dere wel 4(4 percent willen geven.
De bank-geldschietster zoude bij
even groote soliditeit, misschien het
meest voelen voor de zusterinstel
ling, welke 41/4 percent bood.
Of zoude dan ook al weer de rente
door de Centrale, die feitelijk uit
het geldverkeer is uitgelicht, moe-
j ten worden vastgesteld?
Dat zoude toch te dwaas zijn.
Men kan toch niet aan een ander
voorschrijven, voor hoeveel percent
hij zijn eigen geld mag beleggen.
Of ook zoude met het oog op
de schommelingen in den rente
stand de bank te Nijbroek een slag
om den arm willen houden bij de
bepaling van de te berekenen ren-
Gesteld voorts eens, dat de bank,
welke geld van Nijbroek leende,
misgaat, dan komt dit direct ten
laste van Nijbroek en niet van de
Centrale Bank, welke anders der-(
gelijke verliezen zoude dragen.
Immers ook al zet Nijbroek bij
die andere bank gelden uit onder
controle der Centrale, zoo zal een
eventueel verlies, daaruit ontspro
ten, niet drukken op de Centrale
en hare leden, doch uitsluitend en
regelrecht op de bank, welke het
geld voorschoot. Wij stemmen gaar
ne toe, dat dit laatste geval niet
direct voor de hand ligt, maar nu
wij toch eenmaal aan onderstellin
gen bezig zijn, kan dit er nog wel1
bij.
Zeer zeker is het denkbeeld van
den heer Koerselman wel interes
sant anders hadden wij er niet
zulk een lang verhaal over geschre
ven maar het is niet zoo gemak
kelijk te begrijpen en zoo eenvou
dig, als men bij eerste lezing zou
de denken.
Dat zal nu wel duidelijk zijn.
Wij meenen te hebben aange
toond, dat de uitvoering van het
denkbeeld de nekslag zoude zijn
voor onze organisatie als geheel
(niet alleen voor de Centrale
Bank).
Ontwrichting van het stelsel, ver
strooiing en desorganisatie onzer
coöperatie zoude het noodlottig ge
volg zijn.
Ook heeft dergelijke samenwer
king wel heel weinig waarlijk coö
peratiefs in zich.
De kracht der Centrale zoude zijn
gebroken en het geheele coöperatief
landbouwcrediet, dat toch al met
zooveel moeite is georganiseerd, ten
ondergang gedoemd.
Zeer zeker moet de Centrale,
welke, als reeds -gezegd, er is voor
de boerenleenbanken, en niet op
het maken van groote winsten is
aangelegd, de rentemarge zoo klein
mogelijk vaststellen, waardoor be
haalde voordeelen naar de banken
afvloeien.
Maar zal systematisch en afdoen
de in de behoeften van deze wor
den voorzien, dan moet de Cen
trale niet worden gedemonteerd en
van hare plaats teruggedrongen,
maar dan moet zij het geldverkeer
in handen hébben.
Dan alleen zal zij de ruggesteun
voor hare banken kunnen blijven.
Anders wordt voor haar geldop
name onmogelijk, mede doordat de
basis van aansprakelijkheid zoude
vervallen, enz.
Wij kunnen het dan ook inder
daad niet anders inzien, dan dat
ons stelsel principieel het eenig juis
te is te achten.
En mocht dit soms al in hare
alleruiterste consequentie in een ge
geven geval tot onbillijkheid leiden,
zoo is daar de bevoegdheid van
het Bestuur, om dispensatie te ver-
leenen, waardoor der betrokken
bank tijdelijk eenige vrijheid wordt
gegeven, om ook buiten de organi
satie te beleggen.
Maar de behoeften der boeren
leenbank zelve zijn 'bij de Centrale
afdoende verzekerd.
Wij vertrouwen den geachten in
zender, wien wij onzen dank 'bren
gen voor de inderdaad belangrijke
bijdrage, ons gevoelen hiermede
voldoende te hebben doen kennen.
REDACTIE.
In de Veldbode van 4 Sept. j.1.
treffen we onderstaand stukje aan,
dat wij hierbij overnemen
Onze lezers hebben in het num
mer van 14 Augustus kunnen le
zen, dat in plaats van den heer F.
B. Löhnis, die met ingang van 1
Fe'br. 1916 op verzoek eervol ont
slag heeft bekomen met dankbe
tuiging voor de den lande bewezen
diensten, tot inspecteur van den
landbouw is benoemd de heer I.
G. J. Kakebeeke, rijkslandbouwleer-
aar voor Zeeland en directeur der
rijkslandbouwwinterschool te Goes.
Het past ons niet reeds nu een af
scheidswoord tot den heer F. B.
Löhnis te richten, maar wel is 't
onze plicht de nieuwe landbouw
inspecteur aan onze lezers voor te
stellen. Onder het directoraat van
den landbouw ressorteeren de in-