INGEZONDEN BIJDRAGEN
Overgenomen.
20
DE KAIFFEISEN-BODE.
te bewaren omtrent alles, waarvan
zij in deze hunne functie hebben ken
nis gekregen. Van de wetenschap,
door hen als zoodanig verkregen,
mogen zij dus geen gebruik maken.
Worden ze nu benoemd tot lid
der schattingscommissie of der com
missie van aanslag, bedoeld in de
wet op de inkomstenbelasting, dan
zullen zij, zooals die wet dat uit
drukt, naar plicht en geweten die
taak móeten verrichten.
De benoemde zal nu voor zichzel-
ven moeten uitmaken, of hij beide
functie s kan waarnemen, zonder aan
de verplichtingen, aan ééne van
beide verbonden, tekort te doen.
Veelal zal men uit de relatie's,
welke een belastingplichtige met de
bank heeft, geene gegevens met be
trekking tot zijn inkomen kunnen
putten.
Toch kan dit ook wil het geval
zijn.
Vermeent de benoemde, dat dit
wil het geval is en dat dus die
wetenschap, door hem in zijne func
tie aan de bank verkregen, hem ge
gevens verschaft met betrekking tot
die inkomens, dan neme hij zijne
benoeming als lid der oommissie niet
aan.
Doch, ook al is dit niet het geval,
zoo zal het misschien voor het wel
varen der bank toch niet goed zijn,
beide te vereenigen.
Men moet in vertrouwen tot de
bank kunnen gaan. Denkt men, dat
er ook maar ©enige aanleiding be
staat, dat door het vervullen van
beide betrekkingen het vertrouwen
op die geheimhouding zal worden
geschokt, dan neme men in het be
lang der bank geen zitting in be
doelde commissie.
REDACTIE.
(Buiten verantwoordelijkheid der Rrdactie).
Rijpwetering, 13 Aug. '15.
(Alkemade)
Mijnheer de Redacteur,
Ondergeteekende verzoekt beleefd
plaatsing, in de Raiffeisen-Bode voor
het volgende.
Bij gelegenheid der Algem. Verg.
der Centr. Bank, op 2 Jan. 1.1., werd
er door den Voorzitter op gewezen,
vooral met 't oog op den beschik
baren tijd, daar dikwijls niet alles
op een algemeene vergadering in
behandeling kan komen, dat de Raif-
f eisen-Bode voor de leden een
goede gelegenheid zal wezen, om
over zaken de Raiffeisenbanken be
treffende, van gedachten te wis
selen, vragen te stellen, mede-
deelingen te doen enz. Op de twee
laatste Algem. Vergaderingen werd
over enkele onderwerpen zoo breed
uitgeweid, dat andere zeer kort of
in het geheel niet in behandeling
konden komen.
Gebruik makende van pns officieel
Orgaan, zou het Bestuur der Boeren
leenbank te Rijpwetering, gern. Al-
kemade, het volgende onder de aan
dacht willen brengen van H.H. Be
stuursleden der Locale Banken.
Het komt ons voor, dat de al
gemeene geest op de twee laatst
gehouden vergaderingen er niet op
is verbeterd, maar meer het beeld
vertoonde van ontevredenheid en
wantrouwen. Voorheen bestond er
ons inziens, een strooming van ver
trouwen, in hetgeen het Bestuur der
Centrale deed en voorstelde, nu was
er van verschillende kanten ernstige
oppositie. De mobilisatie enz. zal
daaraan wel veel schuld hebben
doch minder vertrouwen in 'het be
leid van het Centrale Bestuur was
zeer merkbaar.
Waar wij bij dezen vooral den na
druk op leggen islaten alle Bestu
ren der Locale Banken hun krach
ten aanwenden, om het vertrouwen
van voorheen weder te herstellen.
Door eendracht hebben wij een
groote, krachtige Centrale gevormd,
zoodat hoogstaande mannen het zich
tot een eer rekenden in het Bestuur
zitting te hebben, niettegenstaande
de zorgen en toewijding, die dit
ambt onvermijdelijk medebrengt,
vooral de laatste jaren. Laten wij dus
vooral de harmonie en goede" ver
standhouding trachten te bewaren,
het loopt anders op verstrooiing uit.
Zeker, men kan, omtrent wijzigin
gen en veranderingen, met het Cen
trale Bestuur van meening verschil
len, die meening op gepaste wijze
kenbaar maken, daar zal niemand
iets verkeerds in zien; doch als het
Centrale Bestuur na rijp beraad,
zijn standpunt moet handhaven, dan
wordt het voor een Locaal Bestuur
een groote verantwoording, zich daar
langer tegen te verzetten. Wat be
treft de ingewikkelde en groote geld
zaken, zijn maar enkelen bevoegd te
oordeelen. Daarbij komt nog, dat
het Hoofdbestuur is gekozen door
de onderlinge Banken, dat dat Be
stuur, door de verschillende locale
banken niet alleen hun vertrouwen
is geschonken, maar dat zij dat Be
stuur ook volkomen bekwaam ach
ten voor zijn moeilijke taak.
De woorden die het Lid van den
Raad van Toezicht, de heer Stroink,
op de laatste Algem. ergadering tot
den Voorzitter sprak, waren juist ge
kozen; mogen ze allen Leden in het
geheugen blijven, zij kwamen in 't
kort hierop neer, dat den heerWes-
terdijk als Voorzitter, nog veel jaren
kracht, lust en toewijding bijblijve,
om de Algemeene Vergaderingen der
Raiffeisenbank te leiden; het vraagt
den laatsten tijd reuzenkrachten,
veel beleid en geduld.
Het Bestuur der Bank te
Rijpwetering, gem. Alkemade
N. P. VERKLEY,
Voorzitter.
Wij troffen in de „M.ededeelin-
gen" van de Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank te Eindhoven (nrs.
24 en 25) onderstaand stukje aan,
dat wij meenden in onze Raiffei-
sen-Bode te (inoeten overnemen.
Het luidt aldus:
DE VOORDEELEN VAN AAN
SLUITING BIJ EENE CEN
TRALE BOERENLEENBANK.
De Staatscommissie voor den
Landbouw heeft in haar „Rapport
betreffende het Landbouwcrediet",
de onbeperkte persoonlijke aanspra
kelijkheid en de aansluiting bij eene
Centrale Bank de twee onmisbare
steunpunten genoemd voor de cre-
dietwaardigheid der Boerenleen
banken.
Wat de aansluiting bij eene Cen
trale Bank betreft, zegt de Staats
commissie
„De dorpsbank kan een sterke,
centrale organisatie, die helpend, be
middelend, leidend en controleerend
optreedt, niet missen. Het geldver
keer tusschen de lokale banken en
hare Centrale wordt bij het onder-
derdeel „Taak der Centrales" be
sproken. Wij zullen daar zien, hoe
krachtige steun aan haar door aan
sluiting in dit opzicht deelachtig
wordt.
Doch ook controle en leiding zijn
haar even onmisbaar.
Dit alles missen de Boerenleen
banken, die niet bij een" Centrale
aangesloten zijn. Daardoor zijn deze
banken aan gevaar blootgesteld en
lijdt hare soliditeit sChade. De
Staatscommissie meent dus een
waarschuwend woord te moeten
doen hooren, 0111 geen Boerenleen
banken op te richten, die zich niet
bij eene Centrale aansluiten en zulks
te meer, omdat, mocht zoodanige
losse bank in ongelegenheid gera
ken, daarvan allicht eene onver-