De Reserue der Boerenleenbank. OFFICIËEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT. MEDEDEELINGEN. REDACTIONEEL GEDEELTE. no. 2. Augustus 1915. Eerste Jaargang. Verschijnt den eersten van iédere maand Abonnement f 0.50 per jaar franco per post. Losse nummers 10 Cent. Redactie en Administratie DRIFT 13, UTRECHT. Teleph. Interc. No. 1705. Inhoud van dit nummer: i. Mededeelingen. i. Redactio neel 'gedeelte, a. De reserve der Boerenleenbank, b. 'Geen Kunst- en Vliegwerk, 'c. 'Ongeoorloofde hande lingen. '3. Onze Boekentafel. 4. Uit onze Boerenleenbanken. I 5. Ingezonden Bijdragen. 6. Ad- vertentiën. Aangesloten vanaf 1 Juli 1915 bij de Centrale Bank de navolgende drie Coöperatieve Boerenleenbanken t.w. Eenrum provincie Groningen Marrüm, gem. Ferwerderadeel prov. Friesland. Zalt-Bommel Gelderl. Samen 3 Banken. Aangesloten tot 1 Juli 1915 (Zie No. 1 Raif- feisen-Bode") 513 Totaal 516 L. W. Bijdragen, Mededeelingen, Vra gen, Ingezonden stukken, Verslagen enz. moeten vóór den I5en der j maand bij de Redactie zijn ingeko men om te worden geplaatst in het eerstverschijnend nummer. 1. In de concept-statuten voor de boerenleenbanken komt eene bepa ling voor, waarin gehandeld wordt over het reservefonds. In de laatste uitgaven dier statu ten is deze bepaling in art. 39 aldus geformuleerd „De winst wordt bewaard en „na aft-rek van de geleden verlie- „zen tot een fonds gevormd. „Jaarlijks wordt nagegaan, of „het fonds de hoogte bereikt „heeft van één vierde deel' van I „het bedrag, dat in één der drie „voorafgaande jaren als maximum „op eenig tijdstip aan voorschot ten was geplaatst. „Telkenmale, als zulks blijkt, „het geval te zijn, kan de zuivere „winst over het loopende jaar, in- ,,'begrepen de interest van het „fonds, tot het algemeen welzijn „binnen den kring der leden wor- 1 „den besteed. „Dan kan, naar het oordeel der „algemeene vergadering, de rente „voor depóts of voorschotten in „het voordeel der leden worden „gewijzigd of kunnen nuttige of „noodzakelijke werken of aankoo- „pen, waardoor de belangen der „leden worden bevorderd, onder komen worden", terwijl in art. 40 o.a. wordt gezegd „Het fonds blijft het eigendom „der vereeniging en mag in geen „geval onder de leden worden „verdeeld". De ontwerper der statuten heeft deze bepalingen neergeschreven, om dat hij begreep, dat zulk een fonds, geleidelijk met den groei der ver eeniging omhoog gaande, tot ver sterking der positie van de 'boeren leenbank leidt, evenzeer als dit het geval is bij iedere andere financiëele instelling. De waarde van ,zulk een fonds is niet te onderschatten. Iedere bankinstelling draagt zorg voor een reservefonds, niet zoozeer, omdat zij vermeent, daardoor aan alle risico, welke de instelling kan loopen, het hoofd te kunnen bieden, als wel om niet reeds bij den ge- ringsten schok haar bestaan in ge vaar te zien gebracht. De gewone bankinstelling heeft een aandeelenkapitaal, waarop zij steunt. Vele van die banken .(b.v. de hy potheekbanken) hebben bovendien een tegen vaste rente-gevende obli- gatiën geleend kapitaal, dat te ver gelijken is met vastgelegde spaar gelden, d. w. z. met spaargelden, welke onopzegbaar op vastgestelde data van de zijde der bank aflosbaar en daardoor opeischbaar worden. Nu geeft dit alles bij die instel lingen vastheid aan het bedrijf en toch wordt 'bij alle zonder uitzon dering eene reserve gekweekt. Jarenlange ervaring heeft de on misbaarheid van zulk een fonds af doende bewezen. En nu werpe men ons niet tegen, dat dit alleen geldt voor specula tieve bankinstellingen. De hypotheekbanken zijn dat al thans zeker niet. Wij stellen de boerenleenbank natuurlijk niet gelijk met andere cre- diet-instellingen, maar trekken al leen eene vergelijking. En dan moet toch worden toe gegeven, dat de boerenleenbank, hoezeer ook in veel geringere mate dan de gewone crediet-instelling, ook aan risico blootstaat. En nu heeft men 'bij de boeren leenbank die vastheden voor het bedrijfwelke hierboven werden op gesomd, niet. (Zij heeft geen aan- deelen- nóch ook een pandbriefka pitaal). Die vastheid voor het bedrijf wordt ook niet gevonden in de aan sprakelijkheid, want deze staat bui ten het bedrijf als zoodanig en is daarin ook niet in te brengen. De aansprakelijkheid vormt de ondergrond, het fundament der bank. Zij dient als waarborg, doch vertegenwoordigt geene liquide geldswaarde. Daarom gaat ook eene vergelij king van het reservefonds met die aansprakelijkheid niet op. (Er heerschen wel zeer eigen aardige opvattingen over die aan sprakelijkheid. Ter laatste alge meene vergadering hoorden wij een afgevaardigde, die een reken som had gemaakt, waarbij werd uitgerekend, dat de Centrale Bank eene reserve had van 50 millioen. Hij verwarde hier aan sprakelijkheid en reserve en bleek bovendien niet bijster goed co de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1915 | | pagina 1