Het nemen van aandeelen en het
bedrag van crediet.
DE RAIFFEISEN -BODE.
Meermalen komt het voor, dat eene bank schrijft, of
zelfs telefoneert, om nog een aandeel te ontvangen en
vermeent, daardoor tevens haar crediet met een bedrag
van 10.000 gulden te verhoogcn.
Dat zoude nog al eene gemakkelijke methode zijn.
Iedere bank zoude dan de hoegrootheid van haar cre
diet in eigen handen hébben.
Zij zoude dan, door een aandeel meer te nemen, zich
eene credietverhooging van tienduizend gulden verschaf
fen.
Dit is eene misvatting van de bepalingen der statuten
van de Centrale Bank.
Wij geven toe, dat de bepalingen, welke over die aan
deelen handelen, n.1. artt. 6, 8 en 38 dier statuten
wellicht voor leeken minder duidelijk zijn.
Daarom is wellicht nadere opheldering niet geheel
overbodig.
Het kapitaal der Centrale Bank bestaat uit een onbe
perkt aantal aandeelen, ieder groot f 500.
Elke bank moet bij hare toetreding ten minste één
aandeel nemen, waarop f 50.moet worden gestort. Op
de volgende aandeelen kan met eene storting van f 10.
worden volstaan.
Iedere bank heeft dus, onafhankelijk, of zij crediet
verkrijgt of niet, één aandeel te nemen.
Over de credietvaststelling nu werd reeds gehandeld
in nummer 4 der Raiffeisen-Bode.
Deze geschiedt na eene aanvrage der betrokken bank
en 11a een onderzoek aangaande hare credietwaardjigj-
heid.
Binnen de grenzen van dat eenmaal vastgestelde cre
diet kan dan de betrokken bank over bedragen be
schikken.
Met de credietvaststelling als zoodanig houdt de aan-
deelen-historie geen direct verband.
Wèl echter moet de bank naar de mate, dat zij van
het crediet gebruik maakt, ook meerdere aandeelen
nemen.
Elk lid moet immers zooveel aandeelen nemen, als
het door hem feitetijk van de Centrale Bank betrokken
geld, naar boven afgerond, veelvouden van f 10.000.
bedraagt.
Aldus luidt artikel 36 der statuten v'an de Centrale.
Als eene bank dus lid wordt, neemt zij, als reeds ge
zegd, één aandeel.
Daardoor heeft zij nog geen crediet.
Vraagt en verkrijgt zij daarna crediet tot een bedrag
van f 10.000 en maakt zij daarvan gebruik, dan behoeft
zij geen nieuw aandeel te nemen, want zij heeft dat
aandeel reeds genomen bij het begin van haar lidmaat
schap.
Verkrijgt zij na aanvrage hooger crediet, dan moet
de bank, zoodra zij boven de f 10.000 betrekt, een nieuw
aandeel nemen, waarop f 10.moet worden gestort en
zoo verder voor iedere f 10.000.
Eene bank, welke tot f 10.000 betrekt, volstaat dus
met het eens, bij het begin van het lidmaatschap, ge
nomen aandeel. Eene bank, welke tusschen de f 10.000
en f 20.000 betrekt, volstaat, met een tweede aandeel
te nemen.
Wordt een bedrag tusschen de f 20.000 en f 30.000
betrokken, dan moet men een derde aandeel1 nemen,
(enz.)
Men moet daarbij natuurlijk, als reeds hierboven ge
zegd, blijven binnen de perken van het eenmaal vast
gestelde crediet.
Het aantal aandeelen gaat dus telkens met de betrokr
ken bedragen omhoog en wel bij iedere f 10.000.
En waarom bij iedere f 10.000?
Omdat het bedrag, dat op eenig tijdstip een lid der
vereeniging aan haar mag schuldig zijn, niet hooger
mag stijgen dan het viervoud van het bedrag, waartoe
zijne aansprakfelijkheid voor de schulden der vereeniging
is beperkt.
Die aansprakelijkheid bedraagt f 2000 voor elk aan
deel, dat zij heeft, boven het bedrag van dat aandeel
zelve (f 500), alzoo in totaal f 2500.
Met hét getal' aandeelen wordt dus ook geleidelijk
de aansprakelijkheid Verhoogd. Nu zal men dus nooit
meier mogen schuldig zijn dan 4 X f2500 of f 10.000,
als men één aandeel heeft, 4 X 2 X f2500 of f20.000,
als men twee aandeelen heeft, 4 X 3 X f 2500 of f30.000,
als men drie aandeelen heeft, enz. Om daaraan te vol
doen, rnoiet dus steeds, als de schuld boven de f 10.000,
boven de f20.000, boven de f30.000 (enz.) stijgt, het
aandeél'enaantal, dat de betrokken bank moet nemen,
met één vermeerderen.
Het aantal aandeelen houdt dus niet direct verband
met het crediet, doch wèl met het feitelijk betrokken
bedrag en evenzeer, als hierboven uiteengezet, met de
aansprakelijkheid. Daarom moet ook, om alle leden door
dat stelsel te doen bestrijken, reeds bij den aanvang
van het lidmaatschap één aandeel worden genomen.
Het aandeelenkapitaal bij de Centrale Bank dit
is wel duidelijk neemt zulk eene bescheiden plaats
in, (immers z'ij'n zij groeft f 500 en bedragen de stortin
gen op het eerste slechts f 50, en op de verdere slechts
f 10) dat het nemen van meerdere aandeelen wél nooit
grond kan zijn van eenige aanspraak op hooger crediet.
(Trouwens wordt het crediet ook onafhankelijk daar
van vastgesteld).
Wij hebben hier veeleer te doen met den basis van
de aansprakelijkheid en hierbij wordt uitgegaan van de
onderstelling, dat men, naar de mate men meer geld
betrokken heeft of betrekt, ook naar die mate grootere
aansprakelijkheid moet dragen.
Losse nummers verkrijgbaar ten kantore der Centrale
Bank a 10 cents per exemplaar.