DE RAIEFEISEN -BOJDE. Wij willen hiermede niet beweren, dat zulk een stelsel van aansprakelijkheid totaal van nul en geener waarde is. Integendeel! Veelal zal de schuldeischer reeds daarin eenigen waarborg vinden voor de credietwaardigheid zij ner schuldenares. Toch is dit daarom nog niet altijd het geval. Vele coöperatieve verelenigingen hebben een stelsel, dat slechts toe te passen is met behulp van gegevens, welke men eeiStvan zijne eigen schuldenares moet ontvangen en welke gegevens dan nog wel bovendien betwistbaar kunnen blijken te zijn. Wij houden ons overtuigd, dat bij vele dier vereenigin- gen een ontzaglijke warboel zoude ontstaan, als men nu inderdaad de leden voor de gemaakte schuld eens vol gens hun eigen stelsel zoude willen gaan uitkleeden. Die stelsels moeten hare waarde toonen, als het er op aankomtze toe te passen en dan zoude die waardij wel eens zeer gering kunnen zijn. Daarom moet van alle vereenigingen, ook van Coöpe ratieve, zekerheid worden geëischt. Zelfs dan als de leden hoofdelijk aansprakelijk zijn, of wel voor gelijke deelen, moet daarmede alleen geen genoegen worden genomen. De borgstelling staat ook boven zulk een stelsel. De leden kunnen immers uit de vereeniging treden en zijn dan veelal na verloop van een jaar vele leeningen loopen langer dan een jaar door van hunne verplich tingen ontslagen. De borg echter blijft verbonden. Bovendien zijn statuten zeer eenvoudig te wijzigen en is eene hoofdelijke aansprakelijkheid of wel eene voor gelijke deelen bij eenvoudige statutenwijziging om te zetten in zulk eene, waarbij alle zekerheid voor de credi teuren verloren gaat. Nu is daarop misschien wel te letten en het is noodig, dat men er op let, omdat men toch op de hoogte moet blijven van de credietwaardigheid zijner schuldenares, maar toch dient men er onafhankelijk van te zijn en dat is men, als het crediet mede wordt geschraagd door borg stelling. Eene Coöperatieve vereeniging heeft steeds hare cre dietwaardigheid in eigen handen. Zij kan ze vergrooten en verkleinen. Alleen door in contracten en statuten vast te leggen, dat geene wijziging rechtsgeldig kan plaats hebben zonder voorafgaande goedkeuring door den geld- leener, tracht men soms in dezen eenige medezeggen schap te verwerven. Door borgstelling worden die bezwaren ondervangen. Als eene Coöperatieve vereeniging zich verbindt en schuldenares wordt, verbindt ze zichzelve en in die ver bintenis is bijkomstig, op grond der statuten, die van haar wisselend ledental begrepen. Daarnevens moet nu komen de verbintenis der borgen. Evenmin als bezit alleen grond is, om een particulier persoon crediet te verleenen zonder eenigei zekerheid, even zoo weinig mag credietwaardigheid alteen voldoende zijn voor eene vereeniging. De statutaire eisch geldt ook onverzwakt voor deze: geen crediet zonder zekerheidsstelling. En welk bezwaar bestaat daartegen? In den regel zullen de bestuursleden van zulk eene vereeniging wel borg willen blijven. Zij kunnen den gang van zaken zooveel beter beoordeelen dan de bank en moeten dan tegenover deze maar toonen, dat zij1 ver trouwen in hunne eigen zaak hébben. Nu moge het dus voorkomen, dat leden der vereeni ging zelve, reeds statutair aansprakelijk, zich ojok nog als borg verbinden, maar men hoede zich er voor, daar uit de gevolgtrekking te maken, dat zij dain in dubbelen: zin of éénmaal1 overbodig verbonden zouden zijn. Zij verbinden zich dan niet als tid, doch als particulier persoon. Zij kruipen na afloop van hun lidmaatschap mogelijk onder de aansprakelijkheid uit, maar blijven als borg bestaan. Hunne aansprakelijkheid wordt moge lijk door statutenwijziging veranderd, maar hunne borg stelling ondergaat geene verandering. Het is voor de bank veelal vrijwel onverschillig, of ze tevens lid der vereeniging zijn. De bank rekent voor namelijk op hen als borgen. Zoo komt het voor, dat bestuursleden tevens als borg optreden. Zij teekenen dus en als bestuurslid en nog eens als borg; in het eerste gevtal „in kwaliteit", in hlet andere als particulier persoon. Reeds in nummer 4 der Raif- feisen-Bode werd hierover gehandeld. Bij groot crediet late men desnoods alle leden als borg teekenen, wat misschien gewenscht is met het oog op het onderling varhaal op elkander. Voor andere dan Coöperatieve vereenigingen geldt dit evenzeer. Daafbij zijn er vele, die, waar zij geen eigen bezit hebben en geene aansprakelijkheid harer leden kennen, eigenlijk in zichzelve, uit finantiëel oogpunt bezien, ab soluut oncredietwaardig zijn en waarbij het crediet dan louter en alleen op de borgen rust. Ieder schuldeischer heeft als regel gelijkelijk verhaal op de vereeniging en bij de Coöperatieve vereeniging veelal door deze heen op hare leden, maar de bank moet zich meerderen waarborg scheppen en wel eene, onaf hankelijk van en buiten de vereeniging om en los van de uitwinning van deze. Wij besluiten met het navolgende: de credietgever kan eischen stellen en moet, zooveel mogelijk, buiten] alle risico zien te blijven; de credietnemer moet aan die eischen voldoen en voldoet hij daaraan niet, dan geve men eenvoudig geen crediet. (Wordt vervolgd).

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1915 | | pagina 3