Vastleggen van gelden.
DE RAIFFEISEN-BODE.
college s van Raad van Toezicht of Bestuur een over
wegenden invloed zouden uitoefenen.
Door het openstellen van het lidmaatschap voor ieder
een, is het veelal niet moeilijk een beduidend aantal
leden te verkrijgen.
Maar dat is daarom nog geen gezonde groei.
Veeleer wordt hierdoor inbreuk gemaakt op het karak
ter der instelling.
De boerenleenbank is opgericht voor den landbouwer
en is ingericht op zijn bedrijf.
Zij moet, althans als regel, voorschotten geven aan
landbouwers en de crediet-waardigheid en kapitaalkrach
tigheid van deze is door het Bestuur der Boerenleen
bank toch altijd vrij wat nauwkeuriger vast te stellen
dan die van anderen.
Houdt zij zich binnen de gestelde grenzen, dan be
waart zij hare soliditeit.
Nu weten de Besturen der Boerenleenbanken in het
algemeen zeer wel de grens te trekken tusschen hen,
die wel en hen, die niet voor het lidmaatschap in aan
merking komen.
Het Bestuur eener enkele bank schijnt echter op dit
punt niet al te helderziend.
Zoo zagen wij eene ledenlijst, waarop tal van per
sonen voorkomen, die met den landbouw zelfs in geen
enkel opzicht ook maar iets hebben uit te staan.
Als reeds gezegd, achten wij een tuinder en een vee
houder personen, die voor het lidmaatschap in aan
merking komen.
Maar nu moet men niet het begrip „veehouder" weder
zóó gaan uitbreiden, dat men ieder, die „een geit op
zolder heeft, als veehouder" gaat aanmerken.
De toetssteen is, of het door het adspirant-lid uitge
oefend bedrijf het landbouwbedrijf is of wel direct hier
mede verband houdt, m. a. w. of die persoon daarin zijn
middel van bestaan vindt. Anderen zullen slechts bij
uitzondering kunnen worden toegelaten.
De boerenleenbank is opgericht door den landbouwer
en voor den landbouwer en zij moet ook in het beroep
harer leden haar karakter afspiegelen en haar naam
getrouw blijven.
ZIJ MOET ZIJN D\E ALGEMEENE DORPS-
SPAARBANK' EN DE CREDIETBANK VOOR DEN
LANDBOUWER.
Zooals r^eds meermalen is te berde gebracht, is de
boerenleenbank niet in staat, gelden vast te leggen. Zij
heeft immers geen eigen kapitaal, maar werkt met de
bij haar gedeponeerde spaargelden, welke, in den regel,
ieder oogenblik kunnen worden opgevraagd.
Dit is zeker voldoende bekend en daarbij behoeft
hier niet uitvoerig te worden stil gestaan.
Nu willen wij hier eens even mededeelen, dat aan ons,
naar aanleiding van het ten vorigen jare ter algemeene
vergadering genomen besluit, door eene boerenleenbank
toestemming werd gevraagd tot het verstrekken van gel
den onder hypothecair verband en wel tot een bedrag
van vier duizend gulden (4000 gulden), waarop jaar
lijks „minstens" let wel „vijf-en-twintig gulden"
(zegge 25 gulden) zoude worden afgelost.
Wordt nu waarlijk dat bedrag van 25 gulden, wat
dan als vaststaand zoude mogen worden aangenomen,
afgelost, dan zoude deze geldleening gedurende den tijd
van één honderd zestig jaren (zegge 160 jaren) blijven
voortbestaan.
Het spreekt wel van zelve, dat wij geene vrijmoedig
heid hadden, de gevraagde toestemming te verleenen.
Wij merken hierbij op, dat de Boerenleenbank zelve
is opgericht voor den termijn van dertig jaren.
Maar vastleggen van gelden kan ook op andere manier
plaats vinden.
Wordt een voorschot gegeven op schuldbekentenis b.v.
voor den tijd van één jaar, doch jaar in jaar uit verlengd,
dan bereikt men hetzelfde, niet gewenschte, resultaat.
En dat heeft plaats bij meerdere banken.
De verlenging is dan eene formaliteit, die ieder jaar
vervuld wordt en waaraan de schuldenaar zóó gewend
wordt, dat hij ten slotte vermeent, dat dit de geordende
toestand is.
Zoodoende blijft het geld steeds bij dezelfde personen
in plaats van terug te beeren bij de bank en voor anderen
beschikbaar gesteld te worden.
Ware het een bedrijfscrediet, dan moet het bedrijf,
behoudens onvoorziene omstandigheden, van dien aard
zijn, dat de geldleener het daaruit, zij het dan lang
zamerhand, terugbetalen kan en ook terugbetaalt.
Op die wijze komt het 'geld gaandeweg weer be
schikbaar.
Op die wijze worden ook de borgen niet te lano- o-e-
bonden.
Immers wordt door uitstel van betaling de borg niet
ontslagen. Hij ontleent daaraan alleen het recht, den
schuldenaar tot betaling aan de bank te dwingen. (Men
gebruikt dan in den regel een formulier, waarbij de
borgen verklaren, met het verleende uitstel genoegen te
nemen en waarborgt op deze wijze den schuldenaar het
rustig genot van het voorschot.)
Is het bedrijf van den voorschotnemer van dien aard,
dat het geld, eenmaal daarin gestort, doorloopend door
hem moet worden gebruikt, dan is het geld van de
Boerenleenbank daarvoor niet geschikt.
Dan moet hij zich elders voorzien en niet bij eene
bank, die daardoor mogelijk aan de behoeften van
andere, gelijkgerechtigde, leden niet zoude kunnen vol
doen of althans in haar bedrijf daardoor zoude worden
bemoeilijkt.
Er komen ook voorschotten voor, gegeven niet op
schuldbekentenis, doch als crediet in loopende rekening,
waarbij echter het debet geregeld onveranderd blijft.
Dit is onjuist en werkt het vastleggen in de hand, even
zeer als het verleenen van voorschotten voor onbepaal-
den tijd zonder afbetalingstermijnen.
In dit vefband wijzen wij er tevens op, dat het crediet,
door de Centrale Bank verschaft, voor de Boerenleen
bank hoofdzakelijk het karakter moet dragen van een