Mededeelingen der
Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank te Utrecht
(Officiëele Uitgave der Centrale Bank)
Het ledenregister.
Het doel der Boerenleenbank.
No. 5.
Verschijnt op ongeregelde tijden.
April 1914
Herhaaldelijk komt de vraag tot ons, hoe gehandeld
moet worden, ingeval het ledenregister „vol" is.
De beantwoording daarvan is zeer eenvoudig.
Men verzoeke dan aan de Centrale Bank de toezen
ding van een nieuw boek ter voortzetting van het leden
register.
Op het titelblad daarvan stelle men de woorden;
„Eerste vervolg' van het ledenregister der Coöperatieve
„Boerenleenbank te
Dit boek vormt dan met het eerste deel het leden
register van die Boerenleenbank. Beide gedeelten maken
te zamen één geheel uit.
De Statuten behoeven dus niet wederom ook in dat
tweede deel te worden ingeschreven. Zij zijn immers
reeds in het register opgenomen en het is volmaakt
-overbodig, dat ze tweemaal in één en hetzelfde register
.zouden voorkomen.
Het tweede deel van het register moet ook, alvorens
het in gebruik wordt gesteld, door den Kantonrechter
op de gebruikelijke wijze worden geteekend en gewaar
merkt.
In artikel 2 der Statuten van de boerenleenbank wordt
;gezegd, dat deze zich ten doel stelt „de verbetering van
„het landbouwbedrijf."
Daardoor wordt haar karakter aangegeven en dat doel
moet reeds daarom voor oogen gehouden.
Bedoeld artikel 2 noemt voorts onder de middelen, om
dat doel te bereiken„het verleenen van crediet aan
„hare leden."
Het te verstrekken crediet moet dus in het landbouw
bedrijf worden aangewend en zal het dit, dan moet het
gegeven worden aan hen, die het landbouwbedrijf ook
inderdaad uitoefenen, waaruit wederom volgt, dat slechts
zij als leden moeten worden aangenomen, die in dat
bedrijf werkzaam zijn.
Alzoo zal, als regel, aan hem, die dat bedrijf niet
uitoefent, reeds vooraf den pas tot het crediettrekkten
moeten worden afgesneden, door hem niet als iid toe
te laten.
Dan eerst bewaart men het zuivere karakter der bank,
beantwoordt deze aan haar doel, en wordt geene afbreuk
gedaan aan hare soliditeit.
Hiermede is niet gezegd, dat wij alleen den eigenlijken
landbouwer, in den engeren zin van het woord, den
eenige achten, die voor het lidmaatschap in aanmerking
komt.
Ook de veehouder en de tuinder zijn van het lidmaat
schap niet uitgesloten.
Maar al te ruime opvatting mag niet gehuldigd.
De ledenlijsten onzer banken deden ons zien, dat bij
eene enkele bank hieromtrent geene juiste inzichten be
staan, waardoor aan het karakter der instelling wordt
tekort gedaan.
Wij willen toestemmen, dat het in de praktijk wel
haast onvermijdelijk is, ook eens een enkel ander persoon
als lid toe te laten, wij denken hier ook aan de ver
vulling van de functie van „kassier" maar dit moet
hooge uitzondering blijven.
Het moet niet voorkomen, dat het aantal leden, die
met den. landbouw niet of hoegenaamd niet in betrekking
staan, vrij beduidend is in verhouding tot dat der leden
landbouwers.
Op die wijze verkrijgt men eene gemengde dorpsbank,
die nog wel in naam eene èoe/wleenbank is, doch inder
daad niet.
Daartegen moet gewaakt.
Het gaat toch niet wel aan, dat in eene boerenleenbank
ten slotte de niet-landbouwers eene groote macht zouden
verkrijgen, en zeker niet, dat zij den boventoon zouden
gaan voeren.
Het gaat toch niet wel aan, dat in eene boerenleenbank
de niet-landbouwers een beduidend aantal stemmen ter
algemeene vergadering zouden uitbrengen of ook in de