Waar zijn in tijd van oorlog onze
gelden veilig
DE R A I F F E
ISEN - BODE.
Met de beantwoording dezer vraag heeft Dr. Hans
Wehberg ie Dusseldorf, in -het Duitsche Dagblad „Der
Tag" ongetwijfeld velen zijner landgenooten aan zich
verplicht. Het lijdt geen twijfel of ook in ons land is
die actueele vraag door menig lid onzer Boerenleen
banken gesteld, waarom het ons dienstig voorkwam
Dr. Wehberg's antwoord in onze kolommen, eenigszins
vrij vertaald, op te nemen.
Het is, aldus Dr. Wehberg, bijna too jaar
geleden, dat Davoust in den jare 1813 de „Hamburger
Bank" totaal uitplunderde. Sindsdien is er in het inter
nationaal recht eene merkbare verandering ten goede
gekomen. Echter is nog geenszins in gelijke mate afge
nomen de vrees onzer landelijke bevolking, dat zij zich, in
tijd van oorlog, 'hare moeizaam bijeengebrachte spaar
penningen, rustende in deze of gene Spaar- of andere
Bank, ontnomen ziet door den overwinnenden vijand.
Reeds bij de eerste mobilisatie-aankondiging van het
leger in tijden van groote oorlogskansen, zien wij niet
zelden de sparende 'bevolking den schrik om liet hart
slaan; gewoonlijk is een „run" op de spaargelegenheden
het noodlottige gevolg van dien opkomenden angst. Die
angst zal plaats maken voor een gevoel van kalme rust,
als de spaarders weten op welke wijze de internationale
rechtsverhoudingen zijn geregeld, waarbij de privaat
eigendom van een ieder is gewaarborgd.
Tijdens den Fransch-Duitschen oorlog van iS/o/'zi
is op duidelijke wijze de groote vooruitgang der ideeën
gebleken, hoe men had te handelen m,et den privaat- en
gemeentelijken eigendom in tegenstelling met dien van
den Staat.
De kroonprins van Duitschland gaf bij Besluit van
7 September 1870 alle waarden terug, die door het
Duitsche leger uit één der grootste Banken te Rheirns
waren genomen ten 'bate van de schatkist, omdat men
die waarden als privaatbezit diende te beschouwen en
privaatbezit onvervreemdbaar is.
Van veel grooter belang was de vraag, die zich voor
deed bij het in beslag nemen der waarden, welke zich
bevonden in het filiaal der „Banque de France" te
Straatsburg, welke bank een financieel middelpunt van
het land was. Aangezien mar in de meening verkeerde,
dat de Filiale te Straatsburg eene zuivere Staatsbank
was, legden de overwinnende Duitschers beslag op die
waarde,11, die het saldo vormden van het crediet door
den Franschen Staat aan die bank verleend tot een
bedrag van Frs 2.870.000.benevens den geheelen voor
raad pasmunt, die op last van den Staat pas was ge
slagen en welke eene waardje van Frs 3.690.000.-- ver
tegenwoordigde.
De Directie der Straatsburger Filiale maakte tegen
deze inbeslagneming hare ernstige bezwaren, met het
gevolg, dat van wege den Pmisischen Staat twee com-
missiën werden benoemd, die onderzoek hadden in te
stellen en beslissende uitspraak hadden te doen in 'deze
kwestie.
Beide commissiën waren van oordeel, dat de Straats
burger Filiale niet kon worden beschouwd als te zijn
eene instelling van den Franschen Staat en aan dezen
derhalve niet toebehoorde, waarom zij meenden, dat het
beslag unoest worden opgeheven, waaraan dan ook onmid
dellijk werd voldaan.
De eerste Haagsche Vredesconferentie, het voetspoor
volgende van de Brusselsche van 1874, die reeds aan de
Staatsmacht in oorlogstijd het recht van beslag op den
privaat-eigendom had ontzegd, heeft bij internationaal
Verdrag 'geregeld de kwestie der behandeling in tijd
van oorlog van den Privaat- en van den Staatseigendom.
In de artikelen 46, 53 en 56 vajn gemeld Verdrag, be
treffende wetten en gebruiken van den oorlog te land,
is bepaald, dat voortaan privaat- en gemeente-eigendom
men onaantastbaar zijn; alleen op den eigendom van
den Staat is beslaglegging mogelijk. Met gemeente-
eigendom wordt op gelijke lijn gesteld de eigendom van
arrondissementen en provinciën. Uit dit alles volgt
derhalve duidelijk dat Spaarbanken, dat gemeenten en
provinciën, alsmede de bezittingen van privaatbanken,
zonder eenige uitzondering, voor den overwinnenden
vijand geen krijgsbuit mogen zijn. Ook de gelden der
Duitsche Rijksbank zijn niet voor in beslagname vatbaar,
omdat ook deze bank geen geheel zuivere Staatsinstel
ling is.*)
Tot zoover het antwoord van Dr. Wehberg, dat wij
mogen aannemen als te zijln zeer afdoende, waarop met
vertrouwen kan worden ingegaan.
Hij had aan zijn betoog nog de bizonderheid kunnen
toevoegen, dat in den Fransch-Duitschen Oorlog van
l87o/'7i de Duitsche bevolking haar saldi bij vele ban
ken ging weghalen om die te deponeeren bij1 de Raif-
feisenkassen. Men achtte zijn bezit daar het veiligst, en
men getroostte zich daarvoor gaarne het gemis der
rente, want de Raiffeisen-bamken vergoedden in dien
tijd geen interest.
Mocht te eeniger tijd ons land in een oorlog worden
gewikkeld wij hopen, dat dit nimmer gebeure
dan kunnen de leden onzer banken gerust zijnhunne
gelden liggen veilig in de boerenleenbanken en de Cen
trale. Als krijgsbuit kunnen zij' nimmer door den over
winnenden t ijand worden in beslag genomen.
V. S.
De Nederlandsche Bank is ook geen Staatsinstelling. Zij
is een gewone Naamlooze Vennootschap.
Losse nummers verkrijgbaar ten kantore der Centrale
Bank k 10 cents per exemplaar.