DE RAIFFEISEN - BODE. Ook maar de geringste afwijking en verslapping in dit opzicht maakt inbreuk op het karakter der bank en zoude de meest .ernstige gevolgen na zich kunnen sleepen. Wij vermeenden dit punt even te moeten aanstippen, niet zoozeer omdat er banken zouden zijn, die zich daar van niet zuiver weten, doch veeleer om voor de toekomst er voor te waken, dat die weg wordt vermeden en daar voor te waarschuwen. Wij stappen hiermede van dit onderwerp af, om en kele andere punten te behandelen. Hier stellen wij voorop, dat ais regel is aangenomendat de statuten van vereenigingen, welke zich bij eene bank willen aansluiten, aan de Centrale Bank ten onderzoek en advies worden opgezonden, opdat deze in ieder speciaal geval haar oordeel geve. Het groote nut hiervan is ons in den loop der jaren menigmaal gebleken en blijkt ons nog dagelijks. Wat nu de aansluiting zelve betreft, zoo zal de vereeni ging, als het bestuur der bank op hare aanvrage, om' als lid te worden toegelaten, gunstig heeft beschikt, het ledenregister moeten teekenen. In den regel schrijven de statuten voor, dat het bestuur do vereeniging in en buiten rechten vertegenwoordigt en dat alle stukken voor en namens haar, om voor haar verbindend te zijn, door dat bestuur, d. i. door alle bestuursleden moeten worden onderteekend. Gesteld dus, dat de vereeniging„De Coöperatieve Zuivelfabriek „Ee en Omstreken" te Ee, gemeente Oost- dongeradeel, als lid van de bank te Anjum is aange nomen, dan zal het ledenregister dier bank door alle d. i. in dit geval vijf bestuursleden moeten worden geteekend en wel in dezer voege „De Coöperatieve Zuivelfabriek „Ee en Omstreken" te Ee, gem. Oostdongeradeel. Het Bestuur: voorzitter. onder-voorzitter. secretaris. lid. lid. (Wij vinden hier tevens gelegenheid, op te merken, dat de naam: „Coöperatieve Zuivelfabriek", hoewel door het gebruik geëigend, toch .eigenlijk min juist is te .achten. Niet toch de fabriek is eene „coöperatieve"doch de vereeniging, welke haar drijft, is eene coöperatieve vereeniging. d. i. eene vereeniging, opgericht volgens de wet van 1876.) Wenscht de vereeniging later van de bank gelden ter leen te ontvangen, dan zal het bestuur in de eerste plaats moeten nagaan, of de aanvrage betrekking heeft op 6<?- r/Hj/skapitaal of niet. Zoo ja, dan zal het moeten nagaan, of het eigenmachtig dat bedrag mag verschaffen, dan wel of het, om daartoe over te gaan, noodig heeft de toestemming van den raad van toezicht, zoomede of het aangevraagde bedrag niet overtreft liet maximum, dat volgens besluit der alge meene vergadering aan één lid kan worden verschaft. Ook de aangesloten vereeniging is één lid en valt onder die bepaling. Uit de inspectie-rapporten in het jaar 1912 aan .rrefBlogüoI lammin loom oobi oiG uitgebracht, bleek ons, dat eene enkele bank in dezen een anderen maatstaf aanlegt aan leden-vereenigingen als aan andere leden, in zooverre men tegen de statuten in wel voor deze laatste, doch niet voor eerstgenoemde een grens heeft vastgesteld. Heeft nu het bestuur tot toekenning van het aange vraagde voorschot besloten en in de gevallen, waar noodig, de toestemming van den Raad van Toezicht ge vraagd en verkregen, dan zal moeten worden nagegaan, op welke wijze de akte van schuldbekentenis (c. q" van credietverstrekking in loopende rekening) moet worden geteekend. Alvorens hierop nader in te gaan, wenschen wij naar aanleiding van eene vraag, tot ons gericht, iets te zeggen aangaande die toestemming door den Raad van Toezicht te verleenen bij aanvrage van voorschotten boven het be drag, waartoe het bestuur alleen bevoegd is. De kwestie liep daarover, of de Raad óf zelve kort toestaan, een voorschot, door het Bestuur aan eene vereeniging geweigerd, óf mogelijk aan 't Bestuur zoude kunnen gelasten, het aangevraagde voorschot alsnog toe te kennen. Wij merken dienaangaande op, dat de statuten der banken aan het Bestuur de beslissing geven over het verleenen van voorschotten, mits blijvende binnen de grenzen, door de algemeene vergadering vastgesteld. Binnen d i e grenzen is het Bestuur absoluut vrij. Doch ook zelfs in d i e gevallen, waarin het de toestem ming wan den Raad van Toezicht noodig heeft, is het toch het Bestuur, dat ten slotte beslist. In d i e gevallen, mag het zonder die toestemming niet gunstig beschikken, doch is het, zelfs al is die toestem ming verkregen, tóch vrij, de aanvrage alsnog af te wijzen. De statuten leggen dus de beslissing in handen van het Bestuur, dat ook verantwoordelijk is. Het Bestuur moet naar eigen wetenschap en overtui ging handelen, ook al heeft de Raad een andere opinie. En nu moge het al waar zijn, dat er eene bepaling in de statuten voorkomt, waarin den Raad wordt opgelegd „de bezwaren, ingediend wegens het weigeren van voor schotten, te onderzoeken en daarover uitspraak te doen," deze bepaling doet niet te niet het positieve voorschrift der statuten, waarbij de beslissing inzake het verleenen van voorschotten wordt gegeven aan het Bestuur. Van een toestaan van voorschotten door den Raad zeiven, kan dan ook geen sprake zijn. Nergens in de statuten wordt den Raad de macht ge geven, zelve voorschotten te verleenen en dit wordt ook in bovenaangehaalde bepaling niet gezegd. De Raad kan nu wel de bezwaren onderzoeken en zijn oordeel daarover aan het Bestuur te kennen geven, zoo noodig' ook het Bestuur van zijn ongelijk trachten te overtuigen, desnoods in de algemeene vergadering over de opvatting van het Bestuur zijne afkeurende meening te kennen geven, doch daarmede is in dezen zijne taak afgeloopen, meer kan hij niet doen en in geen geval •kan hij zelve een voorschot toestaan, door het Bestuur geweigerd. Wij keeren nu terug tot de vraag: „Hoe en door wie moet de akte van schuldbekentenis (van crediet-verstrek- king in loopende rekening) worden geteekend, ingeval het eene vereeniging is, aan welke gelden worden ge leend Deze vraag zal in ieder speciaal geval hare beantwoor- j SjfifeVffi^pteDTSSWiaoV agnu.ouuj qv ii,. j j 1 .noboidnoB les Join gnilIoJgnijffifid owikrairmq

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1913 | | pagina 2