Mededeelingen der
Coöperatieve Centrale Raiffeisen=Bank te Utrecht
De Vereeniging,
lid der boerenleenbank.
No. 3
Verschijnt op ongeregelde tijden
Maart 1913
(V ervolg.
In het vorig nummer werd een begin gemaakt met de
behandeling van dit onderwerp en werd gehandeld over
de verschillende eischen, in de statuten der boerenleen
bank aan vereenigingen gesteld, willen zij voor het lid
maatschap der bank in aanmerking komen.
W ij merken dienaangaande nog op, dat slechts de
coöperatieve vereeniging, de onderlinge waarborgmaat
schappij, de naamlooze vennootschap, en de vereeniging,
welke de „Koninklijke goedkeuring" verkreeg, als rechts
persoon zijn te beschouwen; dat daarentegen de maat
schap, de vennootschap onder firma, de vereeniging,
welke niet de „Koninklijke goedkeuring" verwierf, niet als
rechtspersoonlijkheid hebbende vereenigingen zijn aan te
merken.
Terloops zij gememoreerd, dat iedere vereeniging
wordt opgericht voor een bepaalden tijdsduur. Tenzij
men haar alsdan wenscht te doen eindigen, zullen de leden
bijtijds maatregelen moeten nemen, "om haar te doen
voortduren. Ook de betrokken bank, waarbij de vereeni
ging als lid is aangesloten, zal met deze omstandigheid
rekening dienen te houden. Zij zal een. mogelijk verleend
voorschot, ingeval geene verlenging van den duur der
vereeniging heeft plaats gevonden, vóór den datum van
beëindiging dienen terug te vorderen en geen voorschot
mogen verleenen aan eene vereeniging, welke, doordat
haar levensduur heeft opgehouden, ook niet meer als
rechtspersoon bestaat.
Reeds vroeger werd geconstateerd, dat aansluiting
van vereenigingen, als door de statuten bedoeld, voor de
betrokken bank van groot nut kan zijn.
Doch niet alleen die bank, maar ook, omgekeerd, die
vereemging zal er veelal profijt van hebben, dat zij zich
bij de boerenleenbank aansluit.
Immers opent zij zich daardoor de gelegenheid, te
beschikken over een crediet ter plaatse harer vestiging
zelve en dat veelal op zoodanige voorwaarden, als eene
particuliere barfkinstelling niet zal aanbieden.
Hoezeer het nu ook voor de hand ligt, dat de boeren
leenbank rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen,
wier doel is de bevordering van het landbouwbedrijf'
als lid aanneemt en omgekeerd deze zich aansluiten
bij -de bank, voorts dat de boerenleenbank aan die vereeni
gingen gelden in voorschot of als crediet in loopende reke
ning verschaft, zoo dient toch juist bij dat verschaffen van
gelden goed in het oog te worden gehouden, tot welk
doel de vereeniging die gelden wenscht te gebruiken.
Immers kan de boerenleenbank niet in al de finan-
ciëelc behoeften eencr vereeniging voorzien. Deze toch kan
niet haar grond- of stichtingskapitaal van de bank be
trekken.
Wij vermeenen, te mogen onderstellen, dat dit bij onze
banken genoegzaam bekend is.
Tóch wordt dit hier ten overvloede nog even aange
stipt. Het raakt hier immers het karakter der boerenleen
bank en de idee moet niet vervagen, dat deze is eene in
stelling, om te voorzien in de behoeften van het bedrijf,
niets minder doch ook niets meer.
Voor het verschaffen van grond- of stichtingskapitaal,
in een woordvan vast crediet, is de boerenleenbank
ten eenenmale ongeschikt.
Dit ligt nog al voor de hand.
Immer® zij werkt niet met een eigen kapitaal, doch
slechts met de gelden, bij haar gedeponeerd, welke veelal
ieder «ogenblik kunnen worden opgevraagd. En nu moge
het al waar zijn, dat het ééne gedeelte dier spaargelden
minder aan fluctuatie onderhevig is dan het andere, dat
dus daaronder bedragen zijn, die vrij langdurig op gelijke
hoogte blijven en bij de bank gedurende geruimen tijd in
depot worden gelaten, men gaat af op den sühijn en niet
op het wezen, ingeval men vermeent, deze wel te kunnen
gaan vastleggen.
Men voele toch, dat men niet voldoenden grond onder
de voeten heeft, om zooiets te doen.
Daarvoor is noodig een vast kapitaal, waarop men
jaren en jaren achtereen kan rekenen.
Men make zich dus niet wijs, dat de bank in al de be
hoeften, ook die aan grondkapitaal, kan voorzien.
Zij dient slechts, het is reeds boven gezegd, tot het
verschaffen van bedrijfscrediet, anders niets en niets an
ders.
Die idee mloet nimmer losgelaten.