Maximumbedrag der inlagen. DE RAIF F EISEN-BODE. het contract oorspronkelijk door de eerst toegetreden banken is gesloten, toetreedt en hoevele maanden zulk eene bank zonder premiebetaling dan verzekerd is. Het is niet alleen mogelijk, dat eene bank precies na 2 jaren, precies na 3 jaren, enz. toetreedt, maar de toetreding kan ook plaats vinden in den loop van zulk een jaar, zoodat men b.v. na 3 jaar en 2 maanden of na 4 jaar en 1 maand zich ook wel als verzekerde kan opgeven, in welk geval evenzeer de premie wordt be rekend over den tijd, gedurende welken men meedoet, terwijl weer naar evenredigheid wordt geprofiteerd van het premievrije jaar. Het contract is afgesloten op 4 Juli 1910, als reeds boven vermeld. Nu zal dus eene bank, die later wil meedoen, niet precies tot 4 Juli 1912 of 4 Juli 1913 enz., behoeven te wachten, maar zij kan zich aansluiten b.v. 4 Augustus, 4 September enz. van elk jaar, gedurende hetwelk het contract nog loopt. Laat ons hiervan een voorbeeld geven. Eene bank te A heeft zich bij eene maatschappij tegen inbraak en diefstal verzekerd tot 4 Juli 1912. Zij zal dus niet terstond tot het collectief contract zijn toegetreden. Zij kan echter hare tegenwoordig loopende verzekering doen eindigen op 4 Juli 1912 en tegen dienzelfden datum zich aansluiten bij ons gemeenschappelijk contract. Zooals wij hierboven hebben gezegd, loopt voor alle banken, ook voor die, welke na 4 Juli 1910 deelnamen of alsnog deelnemen, het contract af op 4 Juli 1916. Uiterlijk 6 maanden vóór het verstrijken van dien datum zal opnieuw over zoo'n contract moeten worden onderhandeld. Banken, welke hunne waarden bergen in brandkasten, welke niet staan in bewoonde perceelen, komen voor deelname niet in aanmerking. Voor enkele banken, die hunne waarden in eene safe inrichting opbergen, of in eene brandkast, welke in eene safé-inrichting is geplaatst, is het voordeeliger, afzon- lijk eene verzekering te sluiten. Dan toch bedraagt in het eerste geval de premie een half per mille, en in het tweede geval slechts een-derde per mille. Maar voor alle andere banken zal naar onze meening deelname aan het collectief contract voordeeliger zijn, dan dat zij ieder voor zich afzonderlijke verzekeringen sluiten. Immers wordt bij afzonderlijke verzekering veelal eene premie berekend van 1.5 a 2 per mille, zulks naar ge lang van het merk der brandkast, waarin de waarden worden geborgen. Hoewel de betrokken maatschappij uit zich zelve reeds als zeer soliede kan worden aangemerkt, is de nauwe verbinding, waarin zij staat met de „Nederlandsche Lloyd" nog ten overvloede een waarborg te meer, daar deze mede zich aansprakelijk stelt voor alle risico, welke de „Hermandad" in dezen op zich neemt. De polissen worden dan ook mede door de Lloyd onderteekend. Waar nu, als boven uiteengezet, groote voordeelen aan de deelname verbonden zijn voordeelen, welke men bij afzonderlijke verzekering zeker niet bedingt en de soliditeit der maatschappij boven alle bedenking ver heven is, vermeenen wij in het eigenbelang onzer banken er ernstig op te moeten aandringen, dat van dit contract zooveel mogelijk wordt gebruik gemaakt. Dit versterkt ook de positie, als tegen den afloop van het tegenwoordig loopend contract, onderhandelingen over een .nieuw collectief contract zullen worden gevoerd. Overigens stellen wij er hoogen prijs op, van de banken welke sedert Juli 1910, eene inbraak diefstalverzekering sloten, zonder daarbij gebruik te maken van het collectief contract, te vernemen, welke reden haar er toch wel toe bewoog, van deelname daaraan af te zien. Aan de algemeene vergadering is opgedragen, de hoogste som te bepalen, welke het bestuur alleen en welke het met toestemming van den raad van toezicht, aan spaargeld in depot mag nemen van één persoon of gezin en van alle inleggers te zamen. Aldus wordt in de statuten der boerenleenbank be paald. In verband met deze bepaling wordt ook in het Hoofd stuk, dat over het bestuur handelt, gezegd, dat dit ver plicht is „te beslissen over het opnemen van geld binnen de grenzen, door de algemeene vergadering vastgesteld." Het schijnt noodzakelijk, op dat voorschrift de aan dacht te vestigen, daar ons uit de inspectierapporten blijkt, dat enkele banken met de vaststelling dier be dragen in gebreke zijn, wat feitelijk daarop neerkomt, dat het bestuur zelve die maxima vaststelt. Ten onrechte! Immers de statuten zeggen duidelijk en ondubbelzinnig, dat het bestuur en de raad van toezicht zich in dezen moeten houden binnen zekere grenzen, welke dan door de algemeene vergadering moeten zijn vastgesteld en zij geven aan deze niet het recht, die vaststelling aan een ander college over te laten. De ledenvergadering mag dit niet nalaten, want zij is evenzeer als bestuur en raad gebonden aan de be palingen der statuten. Deze toch geven den leefregel aan voor de vereeniging en aan dien regel heeft ook de hoogste macht in de organisatie d. i. de ledenvergadering zich te houden. Nu dit voorschrift eenmaal in de statuten is opgenomen, moet het worden nageleefd en behoort het bestuur, aan hetwelk toch de plicht is opgelegd, voor die naleving zorg te dragen, ook hierop toe te zien. Eene andere vraag is, wat den opsteller der statuten er toe gebracht heeft, deze bepaling op te nemen en of dit voorschrift reden van bestaan heeft, ja of neen. Bij de beantwoording dezer vraag moet onderscheiden tusschen de verschillende machtssferen der in de orga nisatie der vereeniging te voorschijn tredende lichamen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1912 | | pagina 2