Het collectief contract
inbraak=diefstalverzekering.
Mededeelingen der
Coöperatieve Centrale Raiffeisen=Bank te Utrecht
No. 2
Verschijnt op ongeregelde tijden
Mei 1912
in zake
Vooral met het oog op de sedert Juli 1910 opgerichte
en bij ons aangesloten boerenleenbanken komt het ons
hoogst wenschelijk voor, eens te herinneren aan of
wel voor het eerst de aandacht te vestigen op het
bestaan van het collectief contract inzake inbraak-dief
stalverzekering, door onze bemiddeling in het jaar 1910
ingevolge verzoek van enkele onzer banken, tot stand
gebracht, met de alhier gevestigde maatschappij „Her
mandad".
Wij doen dat, omdat het onze aandacht heeft ge
trokken, dat, behalve de bij het begin tot dat contract
toegetreden banken, slechts enkele van de vele nieuw-
opgerichte sedert dien van dat contract hebben gebruik
gemaakt.
Hoewel nu onze banken, het spreekt wel van zelve,
volmaakt vrij blijven, om er aan deel te nemen of niet,
vermeenden wij steeds, dat juist de groote voordeelen,
aan de deelname verbonden, vele banken tot toetreding
tot dat contract zouden bewegen, waardoor dan ook het
collectief karakter dezer overeenkomst meer tot zijn recht
zoude komen.
Al hebben wij echter ons er van onthouden, aan de
betrokken maatschappij voorspiegelingen te doen, zoo
ligt het immers voor de hand, dat zij op eenigen meer
deren aanwas van verzekerden had gerekend.
Het is toch wel sterk, dat tot nu toe - d. i. bijna twee
jaren na het tot stand komen van het contract slechts
40 banken er van hebben gebruik gemaakt.
Vooral met het oog op de in den jongsten tijd bij onze
Centrale Bank aangesloten banken geven wij daarom
hieronder in het kort weer, walt het contract inhoudt en
bedoelt.
Het betreft hier, zooals reeds boven is gezegd, eene
inbraak-diefstalverzekering voor de boerenleenbanken en
wel eene collectieve overeenkomst, d. i. een contract door
neerdere banken gezamenlijk met de verzekeringmaat-
chappij afgesloten.
Het contract is tot stand gekomen op 4 Juli 1910 voor
een termijn van 6 jaren en omvat zoowel de verzekering
van gelden als van papieren van waarde.
De premie bedraagt slecht 75 cents per mille en per
jaar en moet bij vooruitbetaling worden voldaan.
Men betaalt echter slechts voor 5 jaren, dus 5 maal
de jaaipremie, voor welk bedrag men dan voor den
duur van 6 jaren verzekerd is.
Voor alle banken zoowel voor die, welke bij het
begin van het contract als verzekerde toetraden, als voor
die, welke sedert dien zijn toegetreden of alsnog zullen
toetreden - eindigt de verzekering 6 jaren na datum en
jaar, waarop het door de terstond-toegetreden banken
met de maatschappij is aangegaan.
Uit het bovengezegde volgt, dat het dus mogelijk is,
gedurende den loop der 6 jaren, waarvoor het contract
geldt, toe te treden, in welk geva 1 de toetredende naar
evenredigheid voordeel heeft van de vrijstelling van
premiebetaling voor een jaar.
Treedt b.v. eene bank toe 2 jaren, nadat het contract
is gesloten dus op 4 Juli 1912 - dan zal zij nog
4 jaren van den tijd, waarover het loopt, medemaken.
Banken, die direct zijn toegetreden, hebben, zooals wij
zeiden, f3.75 per mille aan premie betaald en zijn
daarvoor 6 jaren lang verzekerd.
Eene bank, die na 2 jaren toetreedt, zal dus niet
f3-7S Per mille moeten betalen, maar, daar zij slechts
4 jaren d. i. twee-derde deel van den tijd, waarvoor
het contract geldt - medemaakt, ook twee-derde deel
van die premie van f3.75, d. i. f2.50 per mille, terwijl
zij van dat premievrije jaar, als boven gezegd, een even
redig deel geniet en dus in dit geval ook twee-derde deel
van dat jaar - d. i. 8 maanden gratis verzekerd is.
Die bank is dus van de 4 jaren, welke zij meedoet
aan het contract, 8 maanden gratis verzekerd en betaalt
mitsdien premie voor 3 jaren en 4 maanden, welk be
drag, zooals wij boven zagen, f 2.50 per duizend beloopt.
(Men kan ook aldus redeneerenDe bank betaalt
f2.50 per mille aan premie en is daarvoor gedurende
4 jaren verzekerd. Het bedrag der premie is dus 62.5 cent
per mille en per jaar.)
Men kan nu gemakkelijk berekenen, hoeveel premie
eene bank moet betalen, die 4 jaren of 5 jaren, nadat