De toekomst is ongewis
Interview
B&B 13ejaargang 2004 03
Ie zaak, die vrijwilligerswerk doen om de
belangen van anderen te dienen. Behoud
van die worteling in, en betrokkenheid bij
de lokale gemeenschappen, daar moeten
we ons sterk voor maken!'
Die lokale aanwezigheid vormt voor Van
Schijndel een belangrijke zorg in het tra
ject Visie 2005+. 'Het gevaar van opscha-
lingen waarbij de verwevenheid met de
lokale netwerken in gevaar komt, is niet
denkbeeldig. Dat mag niet gebeuren. Wel
moeten we naar een nieuw evenwicht tus
sen 'dichtbij' en 'professionalisme' dat
past in deze 21ste eeuw met al z'n nieuwe
1CT, concurrentieverhoudingen, toezicht-
regels en noem maar op.' Al met al toont
hij zich tevreden. 'Het is voor het eerst dat
we met z'n allen tot een dergelijke groot
schalige aanpak zijn gekomen. De nieuwe
kaart van Nederland is het resultaat van
een goed en afgewogen proces. De opgave
nu is te zoeken naar een nieuwe nabijheid.
Het is allemachtig belangrijk dat we dat
element van verwevenheid, dat zo zwaar
in die coöperatieve opdracht zit, vasthou
den. Dat was ook de terechte inzet van de
kleine banken.' Hij ziet geen aanleiding
voor het teloorgaan van de menselijke
maat in de opschaling. 'Een kleine bank
is niet per definitie coöperatiever dan een
grote. Grote banken laten op het gebied
van ledenbetrokkenheid hele mooie din
gen zien.'
De invulling van 'de nieuwe bank' was
een belangrijk thema tijdens de directeu
renconferenties eind maart. Van Schijndel
onderstreept dat de comfortabele maat
niet een mal wil opleggen. 'Het gaat niet
om de exacte cijfers, maar om de bouw
van een referentiekader inzake de omvang
en betekenis van die nieuwe bank. Dat
we zorgen dat zo'n bank met sterke
teams pro-actief in de markt staat. Dat
we ook met het vestigingenbeleid de ste
nen goed zetten.' Hij wijst op de geplande
afslanking in vierkante kantoormeters
van 1,4 miljoen naar 0,9 miljoen. 'Die
meters krijgen tegelijk een heel andere
De vraag is of de efficiencydrive ooit stopt. Leidt de
spiraal efficiency - schaalvergroting - efficiency niet
naar een landelijke bank met filialen? 'Die conclusie
trek ik niet', antwoordt Van Schijndel die z'n punt
maakt door terug te kijken.'Wie kan meer dan tien
jaar vooruitzien? Zekerheden zijn er niet. In 1980 kwa
men er 250 miljoen bezoekers in de bankhal, nu nog
maar vijf miljoen. Wie had het uiteenvallen van de
Sovjet Unie kunnen voorzien? De toekomst is onge
wis. Er kunnen technologieën worden ontwikkeld die
we nooit voor mogelijk hadden gehouden, de betrok
kenheid van burgers bij allerlei politieke en maat
schappelijke processen kan ingrijpend veranderen. De
waarschijnlijkheden waarmee wij heden ten dage
rekenen hebben een geldigheidsduur van vier hoog
uit vijfjaar/Tijdens het gesprek verwijst hij meerma
len naar de ontwikkelingen in de zorg en het onder
wijs/Daar kentert het tij nu weer. Schaalvergroting
voorbij een bepaalde grens kan zich ook tegen je
keren.'
invulling om de nieuwe bank voor de men
sen dichtbij en herkenbaar te houden.'
Onlangs opende hij in Oirschot een nieuw
kantoor. 'Dat kantoor is onderdeel van een
complex met een winkel en een cultureel
centrum. Een zeer aansprekende oplossing.'
De stelling 'ledenbeleid: coöperatieve
noodzaak of marketingtool' werpt Van
Schijndel ver van zich. 'Dat mag je zo niet
stellen. Het geloof in de kracht van je coö
peratieve structuur, het betrekken van je
leden bij de bank en het afleggen van
rekenschap, staat haaks op de gedachte
aan een marketingtool. De leden hebben
ons opgericht. Dat waren boeren die bui
tengesloten waren in de kredietverstrek
king. Die zeiden: dan organiseren we het
zelf.' In samenhang daarmee vindt hij de
vraag hoeveel leden we moeten willen
eigenlijk niet zo interessant. 'Belangrijk is
dat ze betrokken zijn, zich met de
Rabobank identificeren als de bank waar
ze volledig willen bankieren omdat we
onze zaken goed regelen en omdat ze
waardering hebben voor de manier waar
op we in het maatschappelijk krachtenveld
staan. Belangrijk is ook dat ze de bank kri
tisch willen volgen en invloed willen uitoe
fenen.' Volgens hem zal de discussie of we
een klanten- in plaats van een ledenvoor-
deelsysteem moeten hebben achteraf een
theoretische blijken. 'De kern is wat dat
materieel voordeel moet zijn. Ik ben van
mening dat ledencertificaten een zeer voor
de hand liggende vorm zijn. Dat betekent
wederzijds voordeel voor lid en bank.
Prachtig toch?'