B&B 13ejaargang 2004 03 Fotografie Esther Pennarts lokale Rabobank heeft een andere positie omdat het hele verenigingsgebeuren erbij hoort. Dat is een vette plus. Rabocom- missarissen staan met het gezicht naar de leden en oefenen ook namens hen invloed uit op de koers van de bank, bijvoorbeeld inzake het vestigingenbeleid. Zo voelt de gemeenschap dat ook. Ik denk dat onze lokale commissarissen in de volksmond nog heel lang bestuurders zullen worden genoemd.' Hij hamert erop dat we die verenigingskant goed neerzetten. 'Alleen door een ledenraad met een goede afde lingsstructuur kunnen we draagvlak in de gemeenschap houden.' Ook Kurstjens vindt een goed functionerende ledenraad in het directiemodel een must. 'Het zal van bank tot bank variëren hoe daarmee wordt gewerkt - regionaal of sectoraal bijvoorbeeld - maar zo'n ledenraad moet altijd representatief zijn en serieus wor den genomen.' Van Vught is ervan overtuigd dat we ons alleen kunnen blijven onderscheiden door het democratisch proces goed te borgen. 'Een algemene vergadering van meer dan 1000 mensen is niet werkbaar. Dan wordt de afstand te groot, de drempel te hoog en gaat de betrokkenheid verloren.' Hij signaleert dat in de kringen en de CKV op het instellen van een ledenraad en het daarin beleggen van belangrijke bevoegd heden ook wel huiverig is gereageerd. 'Krijgt het dan wel een faire kans, vraag je je af?' Kurstjens benadrukt dat het organiseren van betrokkenheid de kern is van de ledenraad. 'Dat mag geen schijn- voorstelling worden.' Hij denkt dat het benoemen van een of twee commissaris sen die het reilen en zeilen van de vereni ging expliciet als aandachtsgebied krij gen, de nodige garanties kan bieden. 'Hoewel we door de grotere banken ver der af komen te staan van de klanten, de leden, de gemeenschappen en ook de medewerkers, moeten we toch dichtbij zien te blijven', meent Kurstjens. 'Coöpe ratie en communicatie winnen daarom binnen de 'nieuwe bank' nog sterk aan belang.' Hij merkt op dat de voorzitter van het directieteam, als boegbeeld van de bank, daarvoor de eerst verantwoor delijke moet zijn. 'De algemeen directeur moet er lol in hebben lokaal zijn of haar gezicht te laten zien, present te zijn in de markt en in de gemeenschap. Dat moet bovenaan de profielschets staan.' Hij denkt niet dat een directeur coöperatieza ken doorgaans een goede oplossing biedt. 'Wel als het profiel echt klopt, maar zeker niet als afscheidsbaantje. Daarvoor is de discipline veel te belangrijk.' Van Vught onderstreept dat de coöperatie bij iedereen, maar inderdaad eerst en vooral bij de algemeen directeur tussen de oren moet zitten. 'Het hoort in zijn portefeuille. Hij kan zich laten ondersteu nen, maar niet door iemand die recht van school komt. Dat moet een zware per soon zijn met veel ervaring en gevoel voor de coöperatieve zaak. Een kwestie van maatwerk dus.' Beide mannen voor zien dat er straks in die grote entiteit van de 'nieuwe bank' heel veel werk aan de winkel is op coöperatie- en communica tiegebied rond de raad van commissaris sen, de ledenraad, de afdelingen, de klankbordgroepen, de seminars, de spon soring, enzovoort. 'De basis moet liggen in een doortimmerd coöperatief beleids plan dat door de raad van commissaris sen is goedgekeurd', aldus Kurstjens. Met de komst van de 'nieuwe bank' neemt het belang van betrokken mede werkers toe. 'Ze moeten handelen van uit de wetenschap dat ze bij een coöpe ratieve bank werken', zegt Van Vught, maar hij ziet geen reden daarop te gaan belonen. 'We moeten van de coöperatie niet een apart en abstract thema maken', vindt Kurstjens. 'Het gaat om zakendoen. Relatiebeheerders moeten extra interesse voor de klant hebben en die tevreden stellen met goede adviezen en marktconforme tarieven.' Het hante ren van ratio's op het gebied van leden betrokkenheid en ledenparticipatie lijkt geen van beide direct noodzakelijk. Wel is het zaak te letten op opkomstcijfers en het ledental, terwijl onderzoek naar klanttevredenheid een absolute must is. 'Maar het moet in de geest van de medewerkers zitten', beklemtoont Kurstjens. 'Laat die geest eerst maar eens groeien in die nieuwe bank.' Van Vught valt hem bij: 'Het zit in de men sen. Die bepalen uiteindelijk het succes van welk model of systeem dan ook.' Van Vught is het met Kurstjens eens dat we snel terug moeten naar één model. 'Nu ontstaan er grote inrichtingsverschil- len bij lokale banken', aldus Van Vught. 'Die werken door in de vertegenwoordi ging naar de kringen en de centrale kring.' Hij vindt het partnershipmodel geen slecht model, maar denkt dat de volledige overgang naar het directiemo del binnen vijf jaar een feit zal zijn. Volgens Kurstjens roept een professione le organisatie om het directiemodel. 'Je ziet dat het voor gekozenen qua tijd en qua professionalisme steeds moeilijker wordt om aan de voorkant te besturen.' Banken die geen haast hebben, kunnen volgens hem het beste even afwachten tot anderen uitgeëxperimenteerd zijn.' 'De praktijk gaat het oplossen', denkt Van Vught. 'Als er maar de nodige garanties zijn voor die plus van de raad van commissarissen. Die moet er boven op zitten. Kurstjens waarschuwt voor navelstaren.' 'Het eigenbelang moet naar de achtergrond. We moeten nu al gaan nadenken over hoe we straks, in de nieu we opzet, toch weer klein kunnen blij ven.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 2004 | | pagina 15