Bazel II en RAROC komen eraan *wl« 1 Column 11 Prof. dr. ir. Bert Bruggink 13e jaargang 2004 01 B B Besturen t uitgevoerd. Qua aantal gaat het om een veel grotere groep dan de directiemanage mentteams. Bovendien is de in-, door- en uitstroom in dit segment doorgaans meer regionaal gericht. Vandaar dat samenwer king wordt gezocht met de P&O'ers van de aangesloten banken om bij te dragen aan de regionale arbeidsmarkten. De ver vulling van vacatures, verkenning van vervolgstappen, loopbaanbegeleiding, opleidingen worden vaak eerst lokaal behandeld om daarna 'over de schutting' van de eigen bank te kijken. Om hierbij te helpen zijn er - net als bij de MR inrichting - vier regionale P&O-managers aangesteld. De Weert: 'Er is de afgelopen jaren bin nen de lokale banken een kwaliteitsslag gemaakt op P&O-gebied. Vanuit DP wil len we daar beter op aansluiten en ook de regionale arbeidsmarkten verder ontwik kelen door samenwerking van en met lokale banken. Dit betekent dat aan de kant van Rabobank Nederland alleen nog tweedelijns experts worden opgesteld voor de ondersteuning van de lokale P&O-adviseurs. De regionale P&O- manager regelt de inzet van deze experts voor de lokale P&O-ers (of het manage ment indien er geen P&O-er op de bank werkzaam is). Opvolgingsvraagstukken hebben uiter aard al de aandacht van de bestuurscolle ges. MR onderhield daarom al relaties met besturen en raden van toezicht voor het invullen van functies als directeurbe stuurder. Pfeiffer: 'We richten ons nu graag met grotere regelmaat tot de colle ges om van gedachten te wisselen over de huidige en toekomstige samenstelling van het directiemanagementteam, mede in verband met de verdere uitwerking van Visie Rabobank 2005+ en lokale gover- nancevraagstukken. Daarenboven kan de regionale P&O-manager dan een waarde volle gesprekspartner zijn bij de regionale vraag en aanbod voor het overige perso neel.' Het Directoraat Personeel streeft met deze aanpak naar een heldere en laagdrempelige samenwerking met de lokale banken. De Weert: 'Waar nodig zullen we het concept verder aanscherpen in sarrjenwerking met de banken.' Besturen en managen Het toezicht op de financiële sector staat vol in de schijnwerpers. Voor het speci fieke toezicht op banken staan ook grote veranderingen op stapel, onder meer op het gebied van solvabiliteits-eisen. Nu dienen we als Rabobank Groep nog minimaal 8% van de risicogewogen activa als vermogen aan te houden. Ofwel: tegen over elke uitgeleende euro moet minstens 8 eurocent eigen vermogen staan. Hierbij gel den de wegingsfactoren 100% voor bedrijfs- financieringen en 50% voor particuliere hypotheken. Die factoren zijn een tamelijk grove maat voor het werkelijke risico. Omdat vanaf2007 de 'Bazel ll-regels'zullen gelden, gaat er op dit gebied het nodige ver anderen. De solvabiliteitseisen worden dan meer in lijn gebracht met het werkelijke risi coprofiel. Daarbij is de vereiste solvabiliteit te baseren op de eigen inschatting van het risico. Deze eigen inbreng is behoorlijk revo lutionair en vergt intern flinke inspanningen. Voorts komen er solvabiliteitseisen voor operationeel risico. Het nieuwe Bazel ll-toe- zichtsraamwerk bestaat uit drie pijlers. Naast de solvabiliteitsvereisten (pijler 1) wordt het raamwerk verbreed met uitgebrei de dialogen met toezichthouders (pijler 2) en publicatie van additionele informatie omtrent het risicoprofiel (pijler 3). De Rabobank Groep heeft de gelegenheid aangegrepen om het concept van 'econo mie capital'en Risk Adjusted Return On Capital (RAROC) in te voeren. Economie capital is een interne solvabiliteitseis, geba seerd op een nauwkeurige eigen inschatting van alle risico's die we als Rabobank Groep lopen. Of deze interne economie capital eis daalt ten opzichte van de huidige interne solvabiliteitseis, is nog maar de vraag. We moeten immers bij de lokale banken naast vermogen voor kredietrisico ook vermogen voor operationeel risico, renterisico en bedrijfsrisico aanhouden. Aan de hand van het economie capital is de RAROC te bepa len: het rendement op het economie capital. RAROC is dus vergelijkbaar met de huidige rentabiliteit op het vereiste eigen vermogen waarbij beter wordt gecorrigeerd voor het risico. Aan de hand van RAROC is dus risico en ren dement tegen elkaar af te wegen. Een belangrijk instrument, omdat hiermee bij voorbeeld zeer risicovolle leningen vergelijk baar worden met bijvoorbeeld hypotheken. Daarnaast is met RAROC te beoordelen of we voldoende rendement behalen op een gegeven risicoprofiel of dat we bijvoorbeeld een hogere risico-opslag in rekening moeten brengen. RAROC zal een grote rol spelen bij deze afwegingen. Risico en rendement zijn immers twee zijden van dezelfde medaille. De gebruikte risicomodellen gaan we ook gebruiken om een nauwkeurigere prijs vast te stellen en het zwaarte van het kredietver leningproces beter aan te laten sluiten bij het risico. Bij de aangesloten banken is al veel werk verzet om de vereisten van Bazel II te imple menteren en toepassing van RAROC moge lijk te maken. Onder meer met het systeem BBS-RAROC en de introductie van de nieuwe kredietrisicorating. Op het gebied van opera tioneel risico heeft de bank ook al het nodi ge bereikt via onder andere PRIMA! en RISK. Hierdoor zullen de consequenties van Bazel II beperkt blijven. Deze inspanningen zijn onderdeel van een continu proces ter verbe tering van het risicomanagement. Er zullen nog diverse stappen volgen. Belangrijk is daarbij het einddoel in zicht te houden: beter risicomanagement, efficiëntere proces sen en betere sturingsinstrumenten, waar onder ook de prijsstelling!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 2004 | | pagina 11