P Kwaliteit vooro Redactioneel René Loman De nieuwe topman van de Rabobank Groep is volop bezig met het leren ken nen van de organisatie en de cultuur.'Ik merk dat het koesteren van de coöpera tieve gedachte wel aanstekelijk werkt.' Met rake uitspraken weet deze bankier 'pur sang' het vertrouwen te winnen. Met een hekel aan spelletjes en mensen die anderen gebruiken, is hij de team speler die we nodig hebben. Direct, open en - voor een filosoof van huis uit - redelijk pragmatisch. Op veel manieren is bij Rabobank Nijmegen getracht het rendement op te vijzelen. Zelfs tarifering van de betaalrekening werd niet geschuwd. Het kantorennet is waardevrij gemaakt en ingekrompen. Met het project FAST wordt de kroon gezet op alle inspan ningen. In korte tijd kwam een verkoopor ganisatie van de grond. Het bestuur heeft de vinger aan de pols. Het 'partnershipmodel' wordt met een kleine zeven redelijk gewaardeerd. Bovendien vindt 62% het model een verbetering ten opzichte van het voorgaande. Opmerkelijk zijn de verschillen van mening over het handhaven van het model - al dan niet met verbetering: van de'gekozenen'is 71% voor, maar van de algemeen directeuren is 63% tegen. Na het 'veldwerk'met ondermeer diepte-interviews en groepsdiscussies, is een grootschalige enquête gehouden ter evaluatie van het lokaal bestuursmodel. Dat leverde - vanuit onderzoeksoptiek - een behoorlijke respons op van 66%. Met name directeurenbestuurders en bestuursvoorzit ters hebben hun stem flink laten horen met een respons van 87%. De goeden niet te na gesproken, blijft het echter teleurstel lend dat 34% van alle ondervraagden niet reageerde. Vooral de - qua aantal grootste groep - raad van toezicht- leden liet het afweten: 43% van hen retourneerde de enquêteformulieren niet. Waarom? Houden deze toezicht houders inmiddels zoveel afstand, dat het hier aan betrok kenheid schort? Dit geldt ook voor de 35% bestuursleden die niet meededen. De statistiek leert overigens dat de uit eindelijke onderzoeksuitkomsten bij een respons van 66% niet wezenlijk zullen afwijken als gevolg van deze non-res pons. Toch is het jammer, vooral omdat de enquête-uitkomsten allerminst eenduidig en op onderdelen multi-interpretabel zijn. Met name twee vragen staan hierbij centraal. De ene is of men het model bij de eigen bank wil handhaven. Tweederde is dan voor handhaven, waarbij overigens een grote groep vindt dat de actoren dan wel beter hun rol moeten invullen en dat het model op onderdelen verbeterd moet worden, bijvoorbeeld door minder overlap. De andere vraag betreft de verwachting met betrekking tot de toe komstvastheid. Hierbij ging het niet over de eigen bank, maar om de algemene verwachting. In dat geval spreekt circa 30% de verwachting uit dat het model nog maximaal twee jaar mee kan, ruim eenderde verwacht dat het nog drie tot vijfjaar mee kan en eveneens eenderde verwacht dat het nog langer dan vijfjaar mee kan. In beide gevallen zijn de directeurenbestuurders veel kriti scher dan de gekozen bestuurders en toezichthouders. De vraag is nu waar deze verschillende antwoorden vandaan komen. In dit licht is het voor de werkgroep Lokaal Bestuur niet eenvoudig om tot een voor ieder acceptabel voorstel te komen. Nadere analyse van de uitkomsten en interne gedachtewisseling, zullen ongetwijfeld bijdragen aan het rijpen van het inzicht. Los van de wijze waarop en het tempo waarin het model zal evolueren, lijkt de keuze voor kwaliteit en verdere verbetering van de rolinvulling evident. B&B 12ejaargang 2003 01 functie hoofdredacteur e mail I r.loman@rn.rabobank.nl

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 2003 | | pagina 3