Op merites beoordeeld
Evaluatie lokaal bestuursmodel
10
Enquête
De schriftelijke enquête over het lokaal
bestuursmodel heeft met een respons
van 66% een schat aan informatie opge
leverd. De uitkomsten variëren op
onderdelen in ruime mate, zowel onder
bestuurders, toezichthouders als alge
meen directeuren van lokale banken.
Derhalve hier geen voorbarige conclu
sies, maar een impressie van het proces
en enkele opvallende resultaten.
Organisatie
B B 12e jaargang 2003 01
Na indringende discussie is in 1998 het
partnershipmodel' ingevoerd. Daarbij
is destijds afgesproken om dit model na
een aantal jaren te evalueren om na te
gaan of het in de praktijk wel of niet naar
wens functioneert. Hiertoe heeft de cen
trale kringvergadering in het najaar van
2002 de werkgroep Lokaal Bestuur in het
leven geroepen die rapporteert aan de
raad van bestuur. Belangrijke input voor
die evaluatie vormt het tweeledige onder
zoekstraject onder met name bestuurders,
toezichthouders en algemeen directeuren
van lokale banken.
Breed evaluatietraject
Begonnen is met een aantal diepte-inter
views en groepsdiscussies waarin werd
nagegaan hoe bestuurders, toezichthouders
en directeuren van lokale banken, maar
ook het seniormanagement van Rabobank
Nederland de werking van het huidige
bestuursmodel ervaren. De resultaten daar
van zijn gebruikt om een grootschalig
kwantitatief onderzoek - de enquête - uit
te voeren ter cijfermatige onderbouwing
van eerdere bevindingen en toetsing van
gestelde hypothesen. De enquête-uitkom
sten vormen de eerste fase van het totale
evaluatietraject. Er vinden ook expertinter
views plaats met interne en externe deskun
digen op dit terrein. Voorts is studie
gemaakt van ontwikkelingen rond bestuur,
toezicht en 'stakeholder-invloed' bij onder
andere vennootschappen, openbaar bestuur
en woningbouwcorporaties.
Flinke respons
De enquête betreft een schriftelijk onder
zoek dat onder alle (directeuren)bestuur-
ders en toezichthouders van de aangeslo
ten banken is gehouden. Daartoe zijn op
30 oktober 2002 in totaal 3.500 vragen
lijsten verstuurd, waarvan in de drie
weken erna 2.313 zijn geretourneerd: een
redelijk hoge respons van 66%. De res
pons was hoog onder bestuursvoorzitters
en directeuren (beide 87%) en relatief
laag onder leden van de raad van toezicht
(57%). De respons onder leden van het
bestuur was met 65% gemiddeld.
Onderzoeksmodel als leidraad
In de enquête is een groot aantal vragen
opgenomen om een beeld te krijgen hoe
gekozen bestuurders, toezichthouders en
directeuren het bestaande bestuursmodel
waarderen. Het onderstaande onder
zoeksmodel vormde hiervoor de leidraad:
deze aanpak heeft een zeer interessante
maar ook een zeer uitgebreide set van
informatie opgeleverd. Om overzichtelijk
te blijven volgen hier aan de hand van
een overzichtstabel de belangrijkste con
clusies, waarbij de focus met name ligt op
de overallwaardering voor het model en
de toekomstvastheid ervan.
Grote verschillen in waardering
Zeer opvallend ten aanzien van de beoor
deling van het huidige bestuursmodel van
de lokale banken is dat er grote verschillen
van mening bestaan tussen enerzijds geko
zen bestuurders en leden van de raad van
toezicht en anderzijds algemeen directeuren
van lokale banken. Overall gezien wordt
Onderzoeksmodel
Beoordeling actoren
Evaluatie model
Toekomst model
Bestuur
Bijdrage
Tevredenheid werking
Toekomstvastheid i
Raad van Toezicht
Taken en rollen
Verbetering t.o.v. 1998
Handhaven? j
Directeuren
Kwaliteit
Toelichting
het huidige bestuursmodel redelijk
gewaardeerd (6.8) en vindt een ruime
meerderheid (62%) het een duidelijke ver
betering ten opzichte van het vorige model.
Perceptieverschil bij directeuren
Directeuren echter, zijn over het algemeen
veel negatiever over het model (5.7) dan
de andere twee groepen (7.0). Ook twijfe
len zij meer dan de anderen of het model
een verbetering is: 52% van de directeu
ren vindt het een duidelijke verbetering,
tegen 66% van de gekozen bestuurders en
toezichthouders. Het is echter niet zo dat
alle directeuren negatief zijn over het
bestuursmodel. Binnen deze groep treden
namelijk grote verschillen in waardering
op: een kwart geeft een dikke onvoldoen
de (rapportcijfer 4 of lager) terwijl aan de
andere kant 42% van de directeuren een
7 of hoger geeft.
Overlap tussen rollen
Degenen die negatief zijn over het model
hebben vooral problemen met de overlap
tussen de rollen die de diverse actoren heb
ben of het niet zuiver invullen daarvan. Dit
geldt niet alleen voor de algemeen direc
teuren, maar ook voor de bestuurders en
toezichthouders. Uiteraard kan de kwa
liteit van de actoren altijd beter maar dit
lijkt niet het grootste struikelblok, dat is
toch meer het niet zuiver invullen van de
rollen en verantwoordelijkheden.
Uiteenlopende correlaties
De waardering voor het model correleert
positief met zittingsduur en leeftijd van de
ondervraagden. Deze correlatie is negatief
met het balanstotaal van de bank en de
graad van verstedelijking van het werkge
bied. Verder is men positiever in het zui
den dan in de rest van het land. Met
andere woorden, bestuurders en toezicht
houders die wat ouder zijn, die al langer
hun rol vervullen en met name uit platte
landsgemeenten of bij kleinere banken zijn
het meest positief. Grote en (grootstede
lijke banken, jonge bestuurders en toe
zichthouders (qua leeftijd en zittingsduur)
tonen zich daarentegen het meest kritisch.