'Kwestie van kwaliteit en mentaliteit' wassen neus Discussie over bestuursmodel: Ledeninvloed houdt scherp J t Ineke Duit B&B 11e jaargang 2002 06 Kenmerkend voor een lokale Rabobank is dat deze als Raiffeisen- of Boerenleenbank is ont staan op initiatief van de lokale gemeenschap. Leidend motief was het inzicht dat met onderlin ge samenwerking meer bereikt kon worden dan op individuele basis.Tot na de tweede wereld oorlog heeft deze betrokkenheid zich voortgezet om in de jaren zestig te verflauwen. Dat is (geluk kig) veranderd. Mede door het gevoerde leden- beleid wordt thans door leden meegepraat en wordt door de Rabobank goed geluisterd. Hierbij passen wel enkele nuanceringen. Bankieren is een gecompliceerd vak geworden dat door pro fessionals wordt uitgevoerd. Ledenbetrokkenheid en -invloed beperkt zich meer en meer tot de directe zichtbare dienstverlening. Het meer spe cialistische deel van bankieren is een materie die velen niet aanspreekt. Een ander aspect is de omvang van de lokale gemeenschap. Het kan dat de betrokkenheid en invloed van leden in een kleinere gemeenschap groter is dan in een ste delijke omgeving. Komend van een kleine bank welk onlangs is gefuseerd, moet ik vaststellen dat de betrokkenheid en invloed van de leden de laatste jaren sterk is verbeterd. Bij de recente oprichting van een ledenklankbordgroep was de belangstelling zodanig dat we kandidaten moesten teleurstellen. Daarom: ledeninvloed en -zeggenschap een wassen neus? Zeker niet - ze houden ons scherp! Dagelijkse functie Consultant ICT Functie Rabobank bestuurslid Zaanstreek e.o. e mail i waal0087@wxs.nl Fotografie Anne Morèl 0 functie j directeur NICE opleiding bestuurlijke raadgeving e mail inekeduit@nice-nyenrode.nl Het lijkt wel of er een virus rondwaart in het domein van het ondernemingsbestuur. In Nederland en daarbuiten, bij coöperaties en vennootschappen, overal staat het onderwerp in de schijnwerpers. Ook dicht bij huis is het een actueel thema. Rabobank Nederland heeft net een herstructurering van de topstructuur achter de rug. Nu staat de evaluatie van het bestuurs model van de lokale banken op de agenda. Het vraagstuk van ondernemingsbestuur wordt wel aangeduid met corporate governance. De vertaling naar coöperaties wordt dan al snel gemaakt als co-operative governance. Maar het blijft niet tot deze twee categorieën beperkt. Ook andere sectoren in Nederland hebben het thema de afgelopen jaren in bespreking genomen. Zou het thema echt besmettelijk zijn? Een greep uit de verschenen rapporten. Zeer bekend is de commissie Peters die zich heeft gericht op de corporate governance van ven nootschappen. Ook de andere sectoren hebben flink gestudeerd. Zo is er vanuit de culturele sec tor de publicatie 'cultural governance: kwaliteit van bestuur en toezicht in de culturele sector - een pleidooi voor zelfregulering' verschenen, voor de gezondheidszorg is een studie uitge bracht: 'health care governance'en in opdracht van Aedes, de vereniging van woningbouwcor poraties, is een advies gepubliceerd met de titel 'Naar professioneel toezicht'. Wat is nu de aanleiding voor al deze governan- ce-aandacht. In elk geval een breed gevoel van onbehagen over de kwaliteit dan wel het functi oneren van de leiding van de organisaties. De recente ondernemingsschandalen geven de dis cussie ongetwijfeld een nieuwe impuls. Daarbij overheersen de vragen: hoe heeft het zover kun nen komen en is het met betere regelgeving te voorkomen? Maar ook zonder dergelijke ontsporingen zijn in elk geval twee rode draden te ontdekken in de discussie. De eerste is de ervaren noodzaak tot professionalisering van het ondernemingsbe stuur. De tweede is het vraagstuk van het belang van de primaire stakeholders: hoe kan worden gewaarborgd dat het ondernemingsbestuur dat belang daadwerkelijk dient. Dit laatste vraag stuk komt om de hoek kijken, zodra leiding en eigendom niet meer in een hand zijn. Eind november van dit jaar is een proefschrift verschenen van de hand van financieel publicist Paul Frentrop. Hij is pessimistisch. Op basis van onderzoek naar 400jaar corporate governance komt hij tot de conclusie dat bestuurders niet in het gareel te krijgen zijn. Het eigen belang van de bestuurder/manager heeft altijd een streepje voor. Dit hangt samen met zijn informatievoor sprong. Wellicht komt daar het algemene gevoel van onvrede uit voort. Dat is in elk geval de reden waarom bij het vraagstuk over de inrich ting van het ondernemingsbestuur in een adem ook altijd gesproken wordt over het credo macht en tegenmacht. Het belangrijkste voor de keuze van het bestu ringsmodel voor de lokale banken is derhalve om voor ogen te houden wiens belang nu eigen lijk wordt gediend en wie erop toeziet dat dit wordt nagestreefd. Ongeacht het model heeft de toezichthouder hierin het laatste woord. Naast kwaliteit is derhalve ook mentaliteit van het grootste belang!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 2002 | | pagina 15