K Revival van de lokale coöperatie De Coöperatiediscussie B&B 11e jaargang 2002 03 Afscheid raad van beheer Eind jaren tachtig raakte de raad van beheer ervan overtuigd dat de lokale coöperatie nieuw leven moest worden ingeblazen. De autonomie dreigde al te zeer te worden aangetast en de directeur had het - in vergelijking tot de ledenin vloed - te veel voor het zeggen gekregen. Daarom werd een begin gemaakt met ontwikke lingsprogramma's voor het plaatselijk bestuur. Begin jaren negentig werd ook de uitgave Bank Bestuurder - als apart vakblad voor bestuurders en leden van raden van toezicht van lokale Rabobanken - in het leven geroepen om de loka le coöperatie te helpen versterken. De raad van beheer werd zich ook bewust van de eigen afstand tot het denken bij de lokale banken. Het fenomeen van regiobezoeken door de raad van beheer deed zijn intrede: de raad zocht direct contact met de aangesloten banken buiten de formele - en op eenrichtingsverkeer (topdown) geënte - kringvergaderingen om. uitvoering ervan aan een directie. Juridisch gezien, was de directie dus een soort procuratiehouder. Personele unie De directie ging in de praktijk echter steeds meer mede het beleid bepalen. Dit was deels het gevolg van de invloed van algemeen directeur Philip van Campen, die op een inspirerende en sterk initiëren de manier leiding gaf. Van Campen was bovendien een professioneel bankier, ter wijl het bestuur bestond uit niet professi onele bestuurders. Het was dus geen wonder dat de bestaande formele situatie steeds kunstmatiger aandeed. De oplos sing hiervoor werd gepresenteerd op de genoemde algemene vergadering in 1967. De directie zou een eigen bestuurlijke ver antwoordelijkheid krijgen voor bankza ken. Verder kwam er een raad van beheer, die verantwoordelijk werd voor organisa torische zaken als de verhouding met de aangesloten banken. Daarmee verdween het bestuur als statutair orgaan. Deze raad van beheer werd gevormd door vijf leden van de raad van toezicht, terwijl beide organen dezelfde voorzitter kregen. Ken personele unie dus, een begrip waar over het laatste half jaar zoveel is gedis cussieerd. Er zou 'bestendig overleg' plaatsvinden tussen de raad van beheer en de directie. De voorzitter van de raad zou de vergaderingen van de directie bijwo nen, wat hem een bijzonder belangrijke positie gaf. Coöperatiefilosofie niet leidend Kritisch commentaar bleef indertijd niet uit. Sprekers op een studiebijeenkomst van de Nationale Coöperatieve Raad vreesden voor een overlapping van bevoegdheden tussen directie en raad van beheer. Het onderscheid tussen een coö peratieve vereniging en een naamloze ven nootschap, waarbij de directie volledig de bestuurstaak uitvoert, zou vervagen. Gérard Mertens, een van de bedenkers van de raad van beheer én de eerste voor zitter, erkende dat de nieuwe bestuursver- houdingen weinig overeen kwamen met gangbare opvattingen over coöperaties: 'Wij hebben ons bij de gekozen structuur echter niet laten leiden door een soort Onder leiding van de raad van beheer werd hal verwege de jaren negentig een organisatiebre de 'coöperatiediscussie'opgestart. Daartoe werd ook een stafgroep Coöperatie in het leven geroepen. Uit de discussie, die zich uitstrekte over een aantal jaren, volgde een ondubbel zinnige keuze voor het voortbestaan van de coöperatie. Er werden echter wel fundamentele wijzigingen doorgevoerd die neersloegen in twaalf 'coöperatiebesluiten'. Een heet hangijzer was en bleef de wijze waarop de lokale gover- nance het best kon worden ingericht. Uiteindelijk werd gekozen voor een zogenoemd partnershipmodel waarin de directeur als benoemd lid werd opgenomen in het (geko zen) bestuur. In 2003 volgt een evaluatie van dit model. Zeker is dat de coöperatiediscussie een grote impact heeft gehad - en heeft - op de organisatie, zowel op centraal als lokaal niveau alsmede op de verhouding tussen beide. De professionalisering van de colleges en de ambi tieuze ledenwerving zijn belangrijke uitvloeisels die de emancipatie van de aangesloten bank hebben versneld. T*

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 2002 | | pagina 7