Een hoog activiteitenniveau 22 i - maar achterblijvende resultaatontwikkeling - Organisatie t m Uitgelicht Bank Bestuurder 9e jaargang 00/2 Mutaties personeelsbestand lokale banken (FTE's) 2500 Voor de lokale bank werd 1999 gekenmerkt door een hoog activiteiten niveau, een explosieve groei van de hypotheekmarkt met veel oversluitingen, een verdergaande verkrapping van de rentemarge, een lagere stroom richting beleg gen, vertragende provisie-inkom sten en doorgroeiende kosten. Dit alles ging gepaard met een minimale groei van het bedrijfs resultaat. De kredietverlening nam in 1999 met f29,8 (23,6) miljard wederom zeer sterk toe en opnieuw was sprake van een groeiversnelling ten opzichte van het jaar daarvoor en wel met 14,5 (13,0)%. Grootste drijf kracht hierachter was de explo sieve groei van de leningen aan particulieren met 19 (16)%. De kredietverlening aan de zake lijke markt groeide in 1999 met 9 (9)% even sterk als het jaar daarvoor. Het beroep van de agrarische sector op onze kredietverlening is met 6 (4)% verder opgelopen. De groei van de kredietverlening aan bedrij ven in de handel, industrie en dienstverlening is met 10 (12)% enigszins getemperd. Een groei vertraging was zichtbaar in de bouw (na een sterke toename in 1998), de groot-/tussenhandel, horeca en overheid. Daarentegen is de kredietverlening aan de industrie, detailhandel non-food, garagebedrijven en de maat schappelijke dienstverlening ster ker gegroeid dan het jaar ervoor. De aan de banken toevertrouw de middelen namen in 1999 toe met f 1 1,7 (11,3) miljard, ofwel met 7,2 (7,5)%. De omvang van de Allfinanz mid delenstroom was met f 17,2 (18,6) miljard 8% lager dan het jaar ervoor, toen de stijging 16% bedroeg. Met name een geringe re stroom richting beleggingen (commissionairsbedrijf, Robecofondsen en Schretlen, in totaal f 4,0 (4,5) miljard), Tante Agaath obligaties (f 0,6 (0,9) miljard) en het verzekerd sparen (f 1,4 (1,8) miljard), lagen daaraan ten grondslag. Voor het tweede achtereenvol gende jaar heeft zich een ver schuiving voorgedaan van beleg gen naar het traditionele sparen. 1 let beleggingsklimaat dat in 1999 beduidend minder uitbun dig was dan in 1998 leidde tot 13% minder orders (2,2 (2,6) miljoen). Het bedrijfsresultaat van de lokale banken nam in 1999 met slechts 1 (14)% toe. De baten stegen met 9 (10)% en de bedrijfslasten met 12 (8)%. Worden deze cijfers gecorrigeerd voor de forse bedragen aan ont vangen boeterente, de extra kos ten voor de euro en het millenni um en inclusief de resultaten van de CT, de Centrale Thesaurie, dan vertonen de baten met 6 (7)% een lichte groeivertraging, terwi|l de bedrijfslasten met 8 (10)% toenamen. Ook met deze correcties laat het bedrijfsresul taat van de lokale banken slechts een minimale groei zien van I (0)%.De rentewinst (inclusief CT en gecorrigeerd voor boete rente) groeide met 7 (5)%. Dit ging, gelet op de groei van de kredietverlening die meer dan het dubbele was, gepaard met een verdere verkrapping van de rentemarge. Voor de provisie en andere baten was 1999 met een toename van 3 (14)% een mager jaar. De ontwikkeling van de effectenprovisie was daaraan debet: -17 (+27)%. Daarentegen liet de afsluit- en kredietprovisie een groei zien met 17 (5)%. De assurantieprovisie vertoonde nog net een groei in dubbele cijfers (+1 I (16)%). De baten uit hoof de van het betalingsverkeer lie ten met 3 (6)% een geringe groei zien. De bedrijfslasten namen, gecorrigeerd voor euro en millennium, toe met 8 10)%. Daarbij was de groei van de personeelskosten met 8 (1 1even groot als die van de andere bedrijfslasten, 8 (9)%). In de toename van het perso neelsbestand begon zich in het laatste kwartaal van 1999 voor zichtig een ommekeer voor te doen. Dit is ook hard nodig wil len we in de komende drie jaren komen tot de beoogde kostenre ductie. Financiële Besturing Aangesloten Bankenbedrijf

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 2000 | | pagina 22