ogen de aantrekkelijkheid van de Rabo bank als werkgever kunnen worden ver hoogd. Ook zouden vooral hoger opge leide medewerkers sterker aan de organisatie kunnen worden gebonden door de functiedoorloopsnelheid te verho gen. Als knelpunt onderkende hij dat klei nere banken weinig mogelijkheden heb ben om de kwaliteit van gespecialiseerde medewerkers te benutten. Er zou dan ook veel meer tussen banken moeten worden samengewerkt om potentials niet voor de organisatie verloren te laten gaan. Een betere samenwerking zou bovendien het over en weer "wegkopen" van medewer kers kunnen verminderen. Van Oosten adviseerde het management niet al te lankmoedig op te treden tegenover mede werkers die onvoldoende kwaliteit heb ben. 'Zeker in het licht van de noodzake lijke kostenreductie is er alle aanleiding deze medewerkers extern te bemiddelen in een - op dit moment nog - ontvankelijke arbeidsmarkt.' Een andere medewerker vond deze oplossing wel erg rigoureus. Externe bemiddeling zal eerst dan aan de orde kunnen komen als onomstotelijk vaststaat dat een medewerker niet bereid is in zichzelf te investeren. Banken dienen te beschikken over een personeelsontwik kelingsplan waarin dergelijke zaken goed worden geregeld. Van de negen aanwezige banken bleken er bij navraag door dag voorzitter Willem Lageweg overigens maar twee over een dergelijk plan te beschikken. Ook prof. Lense Koopmans van de Raad van Beheer mengde zich in deze discussie: 'lk zou juist voor een te korte functieverblijfstijd willen waarschu wen. De markt vraag steeds meer zeer gespecialiseerde adviseurs en zo'n specia lisme wordt niet in enkele jaren opge bouwd. Bovendien hechten juist klanten van de Rabobank aan continuïteit in het relatiebeheer.' Einde coöperatie in zicht? Vanzelfsprekend kwam in dit regiobezoek ook het actuele vraagstuk van de leden werving aan de orde. Vanuit de zaal werd de stelling geponeerd dat de Rabobank binnen vijf jaar als coöperatie zal ophou den te bestaan bij gebrek aan leden. 'Ten zij er materiële voordelen aan het lidmaat schap worden gekoppeld. Ook voor de medewerkers lijkt het anders vrijwel onmogelijk klanten voor het lidmaatschap te interesseren.' Dit was koren op Meijer's molen die deze stelling aangreep om zijn visie op het lidmaatschap nog 'ns omstan dig uit de doeken te doen. 'Ik ben ervan orertuigd dat we onze coöperatieve struc tuur over vijf jaar ook nog zullen koeste ren, maar dan wel in een andere - Euro pese - dynamiek.' Wel waarschuwde hij ervoor dat de organisatie het risico loopt te "verstollen" als geen energie wordt gestoken in het vergroten van het aantal leden. 'De Rabobank is niet te beschou wen als een associatie van kapitaal, maar een van personen die samenwerken vanuit de behoefte aan een professionele all- finanz dienstverlener. Voor onze klanten - en in het bijzonder voor hen die de Rabobank als hun huisbankier beschou wen - willen we deze oriëntatie inhoud blijven geven, ook op de langere termijn. Daarom moeten we hen door middel van het lidmaatschap aan ons verbinden.' Daarnaast achtte Meijer een omvangrijk 11 ledenbestand noodzakelijk om ook in de toekomst voldoende keuze te houden voor de selectie van bestuurders en toe zichthouders die op hun beurt in die leden een legitimatie en een klankbord vinden voor hun functioneren. Ten overvloede herinnerde hij de vergadering aan het organisatiebrede besluit van zo'n twee jaar geleden om de toekomst in te gaan als een brede coöperatieve financiële dienstverlener met meer en meer betrok ken leden. Meijer toonde zich bepaald niet pessimistisch over de belangstelling van klanten voor het lidmaatschap, 'lk ben daarin bevestigd door het recente onderzoek waaruit is gebleken dat zeker 40% van onze klanten - zij het om zeer uiteenlopende redeneren - lid zou willen worden. Materieel belang bij het lidmaat schap speelt daarbij ook een rol. Een doelstelling van 20% over drie jaar is daarom zeker niet te ambitieus.' Geen prestatiebeloning Meijer liet in zijn slotbeschouwing mer ken dat het mogelijk uiteenvallen van de CAO voor het Bankbedrijf de Rabobank een unieke kans biedt in de belonings structuur "coöperatieve elementen" te introduceren. Hij maakte duidelijk weinig te voelen voor een systeem van prestatie beloning, zoals andere bedrijven dat han teren. 'Ik zou er de voorkeur aan geven onze mensen te belonen op basis van hun bijdrage aan het realiseren van onze coöperatieve ambities. We ontwikkelen op dit moment drie "kompassen" waarmee we klantwaarde, medewerkerswaarde en financiële stabiliteit in kaart kunnen bren gen. Uit deze kompassen is dus af te lezen welke bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van onze ambities. Dat aspect kan worden meegewogen in de beloning van onze managers en medewerkers, zowel op centraal niveau als bij de lokale banken. Ik vind het de moeite waard dit 'ns nader uit te zoeken', aldus Meijer die zijn gastheren namens Raad van Beheer en Hoofddirectie dankte voor een 'rijke en inspirerende dag' in Midden-Zeeland. Op 4 november bezoekt de Raad van Beheer de banken in Noord- en Zuidoost Brabant.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1999 | | pagina 11