9 voor een taakverdeling die aansluit op de inhoud en bedoeling van de nieuwe statuten. Vervolgens trok het Bestuur zich nog een dag terug om de puntjes goed op de i te zetten. Sleutelen aan het beleidsplan 'Sinds de start van dit proces is er nogal wat veranderd in ons functioneren', stelt Dorenbos. 'We hebben de fre quentie van onze bestuursvergaderingen teruggebracht. Uiteindelijk willen we naar een maandelijkse frequentie. Ook hebben we onze agenda behoorlijk aangepast. We behandelen geen door cijfers gedomineerde overzichten meer, maar een soort kompassen die het mogelijk maken de ontwikkeling van de bank met één oogopslag af te lezen. Wij bepalen nu samen met onze directeur de gewenste ontwikkeling van de bank en beoordelen perio diek of de door ons voorgestane lijn wordt gerealiseerd. We zitten nu meer aan het begin van de beleidsontwikke ling. Wij discussiëren over prioriteiten die een plaats moeten vinden in het beleidsplan en de activiteitenplan nen van de bank. We hebben inmiddels een hele avond samen met het managementteam gesleuteld aan het beleidsplan. Dat plan is nu ook van ons. In het verleden accordeerden we het eigenlijk alleen maar. We vergade ren minder frequent, maar ik heb het gevoel dat we meer doen dan in het verleden. Onze efficiency is verhoogd. Jongerenraad Naar de mening van Zeinstra heeft ook de Raad van Toezicht een vergelijkbare ontwikkeling doorgemaakt. 'Ook wij vergaderen minder frequent, thans eenmaal per twee maanden, en stellen andere vragen dan in het verle den. Was het vroeger zo dat we feitelijk de agenda van het bestuur nog 'ns behandelden, nu hebben we een eigen invulling daarvan. Ten beleidsplan bijvoorbeeld beoorde len we nu veel meer met het oog op de belangengroepen die wi| vertegenwoordigen. We hebben een breed samen gestelde Raad van Toezicht en dat werpt zijn vruchten af. Elke vergadering klankborden we over de ontwikkelin gen in ons werkgebied. Het Bestuur benut deze signalen op zijn beurt in de beleidsmatige sfeer.' Zeinstra noemt in dit verband ook het bestaan van de Jongerenraad. 'Wij kennen dit instituut al enige decennia. Een voortreffelijke club die Bestuur en Raad van Toezicht scherp houdt en een uitstekende kweekvijver is voor bestuurlijk talent. Een groot deel van onze collegeleden - ook ikzelf - heb ben hun "opleiding" bij de Jongerenraad gehad. Ik vind het jammer dat maar zo weinig banken dit instituut ken nen. Het geeft je een gouden kans om de betrokkenheid van de bank met haar werkgebied te versterken. Overi gens heeft de discussie over onze rol me nog iets geleerd. Als lid van de Raad van Toezicht wil ik voor mijn achter ban in het werkgebied bereikbaar zijn. De achterban moet mij immers voeden in mijn toezichthoudende rol. Die bereikbaarheid is er wel, maar wordt nog veel te wei nig benut.' Tammo Doren bos: 'Ik heb het gevoel dat we meer doen dan In het verleden.' Geen klankbordgroepen Algemeen directeur Rademakers zegt er weinig proble men mee te hebben als klanten zich tot de Raad van Toe zicht wenden. 'Met deze incidentele signalen gaan we volwassen om. Ze kunnen onze dienstverlening alleen maar ten goede komen. Voor onze contacten met het werkgebied kennen we geen klankbordgroepen. We hou den wel eens per jaar ledencontactbijeenkomsten. In die bijeenkomsten, waar ongeveer 10% van onze leden ver schijnt - en dat zijn er toch gauw zo'n 300 - bespreken we de ontwikkelingen van onze bank. We hebben er net vier afgerond. In die voorbije cyclus hebben we met onze leden gediscussieerd over ons beleid, onze visie op relatie beheer, ons ambitiestatement en de statutenwijzigingen die we dit jaar aan de leden zullen voorleggen. Bij die bij eenkomsten zijn onze collegeleden en ons management team aanwezig. Persoonlijk vind ik die bijeenkomsten buitengewoon inspirerend. Iets dat overigens ook wel blijkt uit de hoge opkomst.' Voorzitter Dorenbos betrekt tenslotte ook de rol van de medewerkers bij de nieuwe aanpak van het besturen van de bank. 'Met hen hebben we als bestuur stevig gediscussieerd over het coöperatieve karakter van onze bank. De medewerkers hebben immers een belangrijke rol bij de ledenwerving. Min of meer als experiment hebben we vervolgens eenmalig een tiental lunchbijeenkomsten met de medewerkers georganiseerd. Informele bijeenkomsten waaraan alle leden van het Bestuur deelnamen. Dit gaf ons de gelegenheid allerlei zaken met de medewerkers te bespreken en zelf een beeld te krijgen van de wijze waarop de medewerkers hun werk bij onze coöperatieve bank ervaren. Ik geloof dat deze gesprekken van beide kanten op prijs zijn gesteld. Ze hebben er in elk geval toe bijgedragen dat de afstand tussen het Bestuur en de medewerkers aanzienlijk is ver minderd. Ook dat vind ik een positief effect van onze inspanningen om de wijze van besturen van onze bank bij de tijd te brengen.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1999 | | pagina 9