Het broeide binnen de
i ïÊ&m
Op bezoek bij Midden Maas en Waal
24
Vijfjaar geleden gingen vijf banken - vier kleine en een grotere - door fusie op in de Rabobank
Midden Maas en Waal. Eenvoudig was dat toen niet. De kleine banken bedongen de statutaire
garantie dat zij zich ook in de toekomst paritair vertegenwoordigd zouden weten in de colleges.
'Dat bleek een al te statisch keurslijf', horen we nu vijf jaar later aan de bestuurstafel. Inmiddels
is men bezig ook het "oude denken"binnen de colleges te doorbreken. Er waait een andere wind
en het zelfvertrouwen groeit. De adjunct-regiodirecteur speelt daarbij een opvallende rol. 'Hij is
dichterbij gekomen'.
vijfkoppig bestuur en een tien leden tel
lende raad van toezicht. Nog bepalender
was, zo laat zich achteraf vaststellen, dat
de colleges daarmee op nogal defensieve
gronden werden samengesteld. Niet
gericht op de nieuwe toekomst, maar
veeleer als bewakers van het verleden.
'Die kleine banken stonden echt niet te
popelen om te fuseren', zegt De Klein nu,
'maar ze hadden geen andere keuze. Ze
konden op eigen houtje onmogelijk nog
veel langer een toereikende dienstverle
ning bieden. Omdat ze vreesden dat hun
belangen uit het oog zouden raken, wilde
men tot in lengte van dagen een directe
invloed op de nieuwe bank zeker stellen.
Dat principe van gedwongen vertegen
woordiging is inderdaad nog wel even
volgehouden, maar het bleek een al te sta
tisch keurslijf.'
Niet voor de centen en de sigaar
'Toen ik zo'n kleine twee jaar geleden
algemeen directeur van deze bank werd,
heb ik eigenlijk weinig gemerkt van die
wat starre opstelling uit het verleden',
reageert Peter Swinkels. Met zijn
bestuursvoorzitter Michel Lepoutre komt
hij net terug van een discussie met een
klankbordgroep die zich ter voorbereiding
op de algemene vergadering heeft uitge
sproken over de statutenwijzigingen die
voortvloeien uit de Coöperatiediscussie.
De bank Midden Maas en Waal wil der
gelijke klankbordgroepen eenmalig en ad
De Klein: 'Het besef begon te groeien dat er
veranderingen nodig waren.'
il de Klein, voormalig voorzitter
en nu vice-voorzitter van het
1 bestuur, heeft het allemaal mee
gemaakt. De fusieperikelen vijf jaar gele
den, de nasleep in het bestuurlijk functio
neren van de nieuwe bank en nu het
behoedzaam zoeken naar nieuwe wegen.
'Het was destijds een harde voorwaarde
van de leden van de bij de fusie betrokken
kleine banken dat elke bank blijvend ver
tegenwoordigd zou worden door een
bestuurslid en twee leden van de raad van
toezicht.' Aldus kreeg de bank direct een
hoe samenstellen. 'We willen ze niet insti
tutionaliseren', aldus Lepoutre, 'maar ze
per onderwerp bijeenroepen als het beleid
van de bank daarom vraagt. De door ons
zojuist bijgewoonde klankbordgroep heeft
me opnieuw geleerd dat ook de kritische
leden van toen met hun tijd zijn meege
gaan en nieuwe ontwikkelingen heel goed
op hun waarde weten te schatten. Ze kun
nen zich prima vinden in de huidige wij/.i
gingsvoorstellen.'
Adjunct-regiodirecteur Frans Vervoordel
donk, die weet dat colleges de leden soms
wel erg gemakkelijk bepaalde standpun
ten toedichten, is niet verbaasd over het
goede verloop van de bijeenkomst met de
klankbordgroep. 'Op het moment dat de
leden merken dat hun vertegenwoordigers
goed hebben nagedacht over bepaalde
zaken, blijken ze de eigen mening ook
snel re kunnen bijstellen. Maar dat vraagt
wel kwaliteit van de bestuurders.' Deze
uitspraak is koren op Lepoutre's molen.
Sinds zijn aantreden als bestuurder bijna
twee jaar geleden heeft hij aangestuurd op
een brede discussie over de samenstelling
en het functioneren van de colleges bij de
bank Midden Maas en Waal. 'Kwaliteit
moet daarbij het allereerste criterium
zijn', oordeelt hij. 'De colleges moeten
bereid zijn zich over de vraag te buigen
waar hun toegevoegde waarde ligt en wat
hun rol nu precies moet zijn. Ik heb me
steeds verzet tegen het feitelijk automa
tisme bij herverkiezingen. Ik heb het wel
eens zo gezegd: we zitten hier toch zeker
niet voor de centen en de sigaar? Laten
we onszelf eens de spiegel gaan voorhou
den!'
Eerst warmlopen
Ook volgens De Klein was een aantal
jaren na de fusie de tijd inderdaad rijp om
het functioneren van de colleges aan te
kaarten. Hij vertelt dat de colleges ieder
voor zich wel al eens de Leidraad voor