De geloofsbrieven zijn dik in orde' Rabobank 100 jaar De Rabobank kan de toekomst met optimisme tegemoet zien als zij een passend antwoord vindt op twee uitdagingen. Er zal ernst moeten worden gemaakt met de inspraak van de leden en ook zullen de bedrijfsculturen binnen de organisatie met elkaar in goede harmonie moeten worden gehouden. Dat leert ons, aardig genoeg, de wetenschappelijke geschiedschrijving naar aanleiding van het 1 OO-jarig jubileum. Insteek voor de onderzoekers was de vraag in hoeverre de Rabobank echt anders is dan andere banken. In het fraaie jubileumboek Het Coöperatieve Alternatief ligt nu het antwoord besloten. Historicus prof.dr. Jan Luiten van Zanden, leider van het onderzoeksteam, is in ieder geval onder de indruk. en realiseert zich over het algemeen onvol doende dat er een coöperatief alternatief is. Daar gaan de ogen pas echt voor open als je je erin verdiept.' Van Zanden heeft zelf ook het een en ander geleerd van de diepgravende studie naar 100 jaar Rabobank. 'We zijn zo gefocust op dat Angelsaksische model, met die centrale plaats voor de aandeelhouder, dat we gemakkelijk vergeten dat er andere mogelijkheden zijn om het bedrijfsleven te organiseren. Daarvan is de Rabobank een prachtig voorbeeld.' Een vreemde eend Moeiteloos zet hij de ontwikkelingsgang van de bank in grote lijnen neer. Tot eind jaren vijftig gestaag groeiende marktaandelen, dan het langzaam wegvallen van het spe cifieke coöperatieve voordeel in de vorm van het sobere beheer, de geringe risico's in de uitzettingen en de goed kope middelenwerving. De voortschrijdende branchever vaging binnen het bankwezen in de jaren zestig, de stabi lisatie van de marktaandelen en de grote fusie van 1972 als logische consequentie. Het vervagen van de identiteit, het teruggrijpen op het wezenlijke van de kredietcoöpera tie in de jaren tachtig - wat toch niet het gewenste onder scheidende effect had - en tenslotte natuurlijk de Coöpe ratiediscussie, waarmee een nieuw venster op de rol van het coöperatieve alternatief is geopend. 'Natuurlijk was het coöperatieve bankwezen een geweldige innovatie', oordeelt Van Zanden. 'De organisatie van de kredietver lening en het sparen op het platteland werden met deze vondst ineens mogelijk.' Hij karakteriseert het wel als een ideale, maar bepaald niet als een idealistische oplos sing: 'Dat idealistische, daar is mij weinig van gebleken. De basis was direct heel commercieel, het product ver kocht meteen goed. Er was wel engagement, maar dat laat zich overwegend verklaren uit eigenbelang.' Het onderzoeksteam mocht als eerste het archief van de Van Zanden: 'Natuurlijk was het coöperatieve bankwezen een geweldige innovatie.' Nederlandsche Bank onderzoeken op gegevens over de Rabobank. Daaruit blijkt dat het coöperatieve bank wezen lange tijd als een vreemde eend in de bijt werd gezien. Pas na de vuurproef van de crisis in de jaren der tig en later in het proces van branchevervaging, kreeg het coöperatieve alternatief haar plaats. 'Maar daarbij is dat andere karakter tevens voor een groot deel verloren gaan', stelt Van Zanden vast. Het invoegen van de Rabo bank in de rijen van de algemene banken, op basis van een marktconforme behandeling van de niet-leden, cul mineerde naar zijn oordeel in het echec van de tarifering begin jaren negentig. 'Dat leidde wel binnen de bank tot een breed gewenste heroriëntatie op haar rol als coöpera tief alternatief.' Achilleshiel Fijntjes constateert hij dat de Rabobank ook in staat is gebleken minstens net zo goed geld te verdienen als andere banken. Dat neemt niet weg dat er nog voldoende grond is de bank als anders te betitelen. 'In ieder geval 30

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1998 | | pagina 30