L
2 5
bij de lokale bank. 'Er was veel aandacht
voor het kosten-baten-verhaal en met
name voor de hoge kostendoorbelasting
door Rabobank Nederland.' Gesprekslei
der Lageweg aarzelde niet de leden van de
Hoofddirectie en directeuren van Rabo
bank Nederland met deze constatering te
confronteren. De Hoofddirectieleden
Burghouts en Groninger gingen met open
vizier uitgebreid in op de achtergronden
van de doorbelastingen en de hoogte
daarvan. Die openheid werd bijzonder op
prijs gesteld. Iemand merkte op dat veel
wrevel kan worden weggenomen wanneer
Rabobank Nederland erin zou slagen
altijd in dezelfde geest doorzichtig te
maken hoe en waarom bepaalde kosten
tot stand komen.
"Lokale implementatie"
'We moeten deze gelegenheid niet laten
vervallen tot een klachtenspreekuur rich
ting Rabobank Nederland. Laten we als
lokale banken vooral de hand in eigen
boezem steken en ook zelf de weg zoe
ken.' Dat was een veelzeggende opmer
king uit de kring van de banken die in de
loop van de avond ook zou worden
gemaakt. Want behalve de terugblik op
het bankbezoek, werd in het avondge
deelte ook flink gediscussieerd over een
aantal punten die door de betrokken ban
ken waren aangedragen en die vanuit
organisatieoptiek actueel zijn. De vraag
naar een visie na Visie '98 gaf veel stof tot
praten. De integratie van de resultaten
van de Coöperatiediscussie werden daar
bij als een vanzelfsprekend onderdeel
betrokken. Ook het internationale beleid
en het personeelsontwikkelingsbeleid
kwamen - zij het door tijdgebrek veel te
kort - aan de orde. De teneur bij alle pun
ten was opvallend genoeg dat het nu van
belang is dat de lokale banken zelfwerk
zaamheid en eigen initiatief aan de dag
gaan leggen in de uitwerking van beleid.
Aan nieuw algemeen beleid vanuit Rabo
bank Nederland is maar zeer beperkte
behoefte. 'Het steekwoord vanavond is
duidelijk "lokale implementatie'", conclu
deerde Lageweg, 'dat moet de lokale ban
ken groter en Rabobank Nederland klei
ner maken. Zowel Wim Meijer als de
dagvoorzitter Uit den Boogaard hadden
hier in hun slotwoord oog voor. Uit den
Boogaard prees de grote betrokkenheid en
openheid die van alle kanten aan de dag
was gelegd. 'De handschoen is vanavond
duidelijk neergelegd bij de lokale banken
en de bereidheid om die op te pakken is
groot. De wens tot inbreng van onderop
is hier sterk naar voren gekomen. Deze
opzet leent zich daar prima voor en is veel
beter dan alles maar over je heen te laten
komen.' Meijer vatte het kernachtig
samen: 'We kwamen met 26 oren om naar
u te luisteren. Daar is het niet bij geble
ven. Er is hier goede grondstof geleverd
voor ons denken over hoe we als Rabo
bank verder moeten.'
Ir. JJ. Helder
Het Groene Hart op slot
De vraag "Waar ligt de regie van het Groene Hart" was door de bij het regio-
bezoek betrokken banken gekozen als thema voor het middaggedeelte.'Een
regie ontbreekt', was het antwoord van ir.J.J. Helder die het onderwerp
inleidde. Als statenlid van de provincie Zuid-Holland is
hij nauw betrokken bij de problematiek. In zijn hoeda
nigheid van secretaris Internationale Betrekkingen bij
de Nationale Coöperatieve Raad en als voorzitter van
de raad van toezicht van de Rabobank Rijn en Wou
den bracht hij ook een flinke dosis coöperatiekennis
in zijn verhaal. De rijksoverheid houdt het Groene Hart
met haar "nul-beleid"als het ware op slot en laat zich
door betrokken partijen niet of nauwelijks benaderen.
Helder noemde een aantal treffende kwalificaties die
voor het gebied in zwang zijn als speel- dan wel ach
tertuin van de Randstad, verkeersplein van de Rand
stad of proeftuin voor de infrastructuur. Hij is echter
van mening dat het gebied zich er niet voor leent te
fungeren als een nationaal park.'Dat is zeker niet in
overeenstemming met de aard van de bevolking.'
Graag zag hij de provincie de regie over het Groene Hart nemen om in samen
werking met de betrokken stakeholders het beleid verder gestalte te geven.
Hij kreeg steun van de tweede inleider, de heer A. Kok, bestuursvoorzitter van
De Ronde Venen en lid van de Provinciale Staten van Utrecht. Die schetste hoe
men op provinciaal niveau in publiek-private-samenwerking zeer wel in staat
is te komen tot een verantwoord beleid, waar zowel het gebied als de bewo
ners baat bij vinden. Beide inleiders zagen voor de Rabobank in de eerste
plaats een faciliterende rol in dit proces weggelegd, maar zij sloten niet uit dat
ook in financieel opzicht een rol gespeeld kan worden.Twee directeuren -
Esveld van de bank Aar en Plassengebied en Van der Linden van Alphen aan
den Rijn - waren bereid gevonden twee schijnbaar conflicterende stellingen
te betrekken. De een toonde zich voorstander van een pro-actieve, participe
rende rol van de Rabobank ten einde bevolking en ondernemers ter zijde te
staan in de broodnodige economische ontwikkeling. De ander was van
mening dat de Rabobank beter op afstand kan blijven totdat de verantwoor
delijke instanties tot nadere besluiten inzake het Groene Hart zijn gekomen.
Daarmee kan worden voorkomen dat de Rabobank in een spanningsveld van
tegenstrijdige klantbelangen verzeild raakt. Uit de pittige discussie over deze
stellingen kwam naar voren dat van een tegenstelling niet echt sprake hoeft
te zijn. In de doelstellingen en het ambitiestatement van de Rabobank ligt
immers besloten dat zij zich inspant om waar nodig processen in het werk
gebied te beïnvloeden. Wanneer het ledenbelang daarmee is gediend en de
mogelijkheden voorhanden zijn, zal de Rabobank altijd acte de présence
geven om partijen verder te helpen bij de ontwikkeling van het gebied.'Daar-
bij is het echter wel zaak om je als Rabobank niet te laten mangelen', zoals Van
der Linden het stelde.