Wie van de Drie? Dat de Coöperatiediscussie op haar einde loopt, is een goede zaak. Ruim drie jaar hebben we er met z'n allen veel energie, maar ook veel enthousiasme in gestoken. De contouren van een Rabobank in het nieuwe millennium worden steeds duidelijker. In het vroege voorjaar van 1998 worden die contouren ook in formele statutaire termen bevestigd en vastgelegd. De Rabobank staat dan opnieuw op een hechte basis als een brede klantgeoriënteerde bank op coöperatieve grond slag. Om deze uitkomst - het zijn nu nog slechts grotendeels woorden - ook concrete inhoud te geven, zal opnieuw veel discussie nodig zijn, maar dan vooral op lokaal niveau. De lokale coöperatieve Rabobank zal in de komende jaren invulling krijgen met erkenning van lokale verschillen en prioriteiten. Een gemeenschappelijk patroon van denken over het begrip coöperatie is daarbij echter van groot belang. In de afgelopen jaren domineerden in dat denken drie hoofdrichtingen: Een denkstroom die de coöperatie sterk associeert met het uiten van maatschappelijke betrokkenheid en gemeenschapszin via het steunen van doeleinden van plaatselijk en algemeen belang. Het begrip coöperatie wordt gebruikt om de buitenwereld ervan te overtui gen dat de Rabobank een betere bank is. Coöperatie wordt gebruikt in de betekenis van nuttig voor de maatschappij. Het is een verkoopargument. Het zijn van een uitstekende financiële dienstverlener komt op de tweede plaats. Aan individuele klanten en leden is moeilijk duidelijk te maken welk belang juist zij heb ben om lid of klant te worden. Anderen leven en denken in de wereld van de ven nootschap. Voor hen betekent coöperatie een stroperige en vooral een trage overlegstructuur. Het coöpera tieve karakter van de Rabo bank is bruikbaar als marke tinginstrument en moet blijven bestaan zolang het geld oplevert. Zoniet, dan lijkt de vennootschap een betere bedrijfsvorm. Een derde categorie associeert het begrip coöperatie met een onderneming van een vereniging van afne mers. Voor die afnemers heeft de coöperatie een die nende functie. De Rabobank heeft de plicht om een zo groot mogelijke waarde voor de afnemers van de financiële diensten te creëren. Het maatschappelijk gedrag van de Rabobank dient in de eerste plaats tot uiting te komen in de wijze waarop de bank haar financiële dienstverlening uitvoert. Dat gedrag blijkt uit het beschikbaar zijn voor iedereen, ongeacht de welstand van de klant. Door geen sectorbeleid te voe ren en altijd het belang van de individuele klant voorop te stellen, door lang achter de klant te blijven staan, rechtvaardige tarieven te hanteren en vooral door te zorgen voor scherpe condities. Klantwaarde is daarbij de centrale doelstelling. Alle afnemers zijn klant en hebben recht op dezelfde uitstekende bedie ning. Klanten kunnen lid zijn en zeggenschap uitoefe nen. De Rabobank is een bank van klanten en handelt klantgedreven. Er is aanvullend ruimte voor het steu nen van maatschappelijke en algemene doelen. Maar alleen als de condities voor de financiële dienstverle ning daarvoor ruimte bieden. In deze denkrichting passen ook zij die de leden van de banken een voor keurspositie willen geven. Voor hen staat de leden oriëntatie centraal. Met ledenvoordelen en ledenpro gramma's willen zij deze oriëntatie herkenbaar maken. Drie denkrichtingen, alle drie met eigen aanhang. Toch is een breed gedragen samenbindende waarde van groot belang. De denkrichting waarbij de klantwaarde centraal staat vertegenwoordigt de grootste gemene deler binnen onze organisatie. Het ver bindt op perfecte wijze verleden, heden en toekomst. Het jaar 1998 lijkt zich er per fect voor te lenen om over de verschillende denkrichtingen tot consensus te komen en het coöperatief handelen daarop af te stemmen. In deze aflevering stelt voorzitter Meijer van de Raad van Beheer: '1998 staat in het teken van oogsten en vieren'. De redactie van Bank Bestuurder wenst u een vrucht baar en feestelijk 1998 toe! Hans Roosen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1998 | | pagina 3