De Stedendriehoek en de
plaatsmakende overheid
Regiobezoeken Raad van Beheer
Vier banken boden de Raad van Beheer gastvrijheid tijdens het regiobezoek dat op 7 november plaatsvond. Het waren de in de
Stedendriehoek gelegen banken Apeldoorn, Berkel-IJssel, Deventer en Twello. Tijdens het bezoek lag het zwaartepunt op
interne Rabobankkwesties. Er werd stevig gediscussieerd over Visie '98 dat tot centralisme zou leiden, over het "gevaar" van een
te softe opstelling in de markt en de noodzaak van personeelsontwikkelingsbeleid. Ook de in de ochtenduren bezochte
ondernemers hadden de delegatie van Rabobank Nederland het een en ander meegegeven.
De in Gelderland en Overijssel gele
gen steden Apeldoorn, Zutphen en
Deventer zijn samen met nog tien
gemeenten enige jaren geleden een coalitie
aangegaan in de zogeheten Stedendrie
hoek. Het politieke klimaat van dat
moment bevorderde bovengemeentelijke
samenwerkingsverbanden. Maar het poli
tieke inzicht van "Den Haag" veranderde
en de belangstelling voor dergelijke gele
genheidscoalities is tanend. Dat bleek ook
tijdens het regiobezoek aan dit gebied. De
Stedendriehoek werd door de ene inleider
betiteld als een doodgeboren kind, de
ander sprak liever over een vitale drieling.
Wel bleek er ruimte voor een gedachten-
Algemeen directeur Schepers van Deventer:'het lijkt
wel of we niet meer op een klant mogen verdienen.'
wisseling over de kansen en verantwoor
delijkheden van Rabobanken om taken
over te nemen van een "plaatsmakende
overheid", een door de burgemeester van
Apeldoorn, mr. Bruin Slot, in zijn inlei
ding gehanteerde term. Naar zijn zeggen
vond hij deze uitdrukking meer passend
dan te spreken over een terugtredende
overheid: de kerntaken van de overheid
blijven immers onveranderd haar verant
woordelijkheid. De tweede inleider, ir. Te
Kamp, voorzitter van de Werkgeversver
eniging Midden-Nederland, was zeer uit
gesproken in zijn mening dat de Rabo
banken zodanig zijn verweven met hun
werkgebieden en zo goed in de netwerken
zijn ingevoerd, dat zij daarmee ook een
zekere verantwoordelijkheid hebben voor
het gebied. Als voorbeeld noemde hij de
plattelandsvernieuwing als gevolg van het
beëindigen van agrarische activiteiten.
Daar zouden de Rabobanken een rol heb
ben bij het zoeken naar nieuwe bestem
mingen en het financieel faciliteren daar
van. Prof. Koopmans, lid van de Raad
van Beheer, kon hier een eind in meegaan,
maar vond het niet op de weg van de
bank liggen om ook in de bestuurlijke
sfeer initiatieven te nemen. Een van de
aanwezigen vond het overigens niet
bezwaarlijk als de Rabobank wel haar
invloed op het bestuurlijke proces zou uit
oefenen. Hij omschreef dit als de "olie-
spuit-functie" van de Rabobank.
20
Niet teveel doctorandussen
De bedrijfsbezoeken leverden weer een
aantal opvallende uitspraken van de
bezochte ondernemers op, zoals 'de co-
operatie is iets van het hart, maar niet van
het hoofd' en 'de rol van het bankbestuur
is volstrekt onduidelijk en onbekend'.
Ondernemers bleken het bestaan van
branch-brede klankbordgroepen meer te
waarderen dan het bijwonen van de alge
mene vergadering. 'Als lid heb je geen
invloed. De directeur maakt de dienst uit',
zo vatte een ondernemer zijn geloof in de
coöperatieve bedrijfsvorm samen.
Opnieuw werd door verschillende onder
nemers gepleit voor een vast aanspreek
punt bij de bank: 'Een duurzame relatie in
de persoon van een vertrouwensman is
hèt onderscheidend kenmerk van de
Rabobank. En laten het vooral mensen
zijn die onze taal spreken en verstaan.
Dus niet teveel doctorandussen!' Direc
teur Arnold van Rabobank International
kon met veel genoegen terugkijken op zijn
bedrijfsbezoek aan een HBO-instelling in
Deventer met een kleine 6000 studenten.
Men was daar bijzonder te spreken over
de samenwerking tussen de lokale bank,
Rabobank Nederland en De Lage Landen.
Zelf had hij geconstateerd dat een derge
lijke klant voor de lokale bank geweldige
mogelijkheden biedt de relatie met de stu
denten ook te versterken door in hen te
investeren. Hij dacht aan beleggingsvoor-