x7 herkenbaar blijft als een bedrijf dat handelt vanuit de lokale behoeften en wensen en daardoor wordt erkend als "onze" bank.' Vervolgens werd een enquête uitgezet onder een kleine 5000 klanten van de zeven banken. Dit leverde veel nieuwe informatie op. Zo wilde bijna 50% van de leden graag meepraten over het functioneren van hun bank en ruim 40% over de coöperatie. Vanzelfsprekend waren er in de uitslagen forse verschillen tussen de stads- en platte- landsbanken. 'Toch,' aldus Migchels, 'werd ik aan genaam verrast door de grote betrokkenheid van onze I indhovense leden en klanten. Onze scores waren boven karakter van de bank te praten. De levensvatbaarheid van de Rabobank als coöperatie blijkt voor een wezenlijk deel afhankelijk te zijn van onze wil en ons vermogen om naar onze leden en klanten te luisteren, maar ook van onze serieuze bereidheid ook iets met hun signalen te doen. Deze MBA-studie heeft ons zevenen geïnspireerd om ieder bij onze eigen bank het gesprek met onze leden aan te gaan.' Bij de Rabobank Eindhoven heeft dit al tot een omvangrijk project geleid. 'We hebben "denktanks" opgericht waarin klanten, bestuurders en medewerkers nadenken over uiteenlopende onderwerpen die met het coöperatieve karakter van de bank verband houden. Dat Bol: 'Ik heb tot mijn genoegen in het Kader voor de Beleidsplanning door aangesloten banken gelezen dat Rabobank Nederland op zich heeft genomen meetinstrumenten voor klantwaarde te ontwikkelen. Migchels: 'De betrokkenheid is veel groter dan we hadden gedacht. En dat, terwijl ik niet het gevoel heb dat we ons tot nu toe geweldig hebben ingespannen om de coöperatie inhoud te geven.' verwachting. Dat leverde voor mij een extra impuls op om daadwerkelijk met die leden aan de praat te komen. Hun betrokkenheid is veel groter dan we hadden gedacht. En dat, terwijl ik niet het gevoel heb dat we ons tot nu toe geweldig hebben ingespannen om de coöperatie inhoud te geven.' Het coöperatieve gevoel Het onderzoek van de zeven MBA-studenten werd dit voorjaar afgerond met een groepsdiscussie, waaraan - naast de studenten - ook leden, bestuurders en enige externen deelnamen. Aan de orde kwamen onderwerpen als het coöperatieve gevoel, betrokkenheid en beleids beïnvloeding. Ook werd de deelnemers gevraagd sugges ties te doen om inhoud te geven aan het coöperatieve karakter van de bank. 'Deze afronding maakte voor ons het beeld compleet', aldus Van Liesdonk. 'We hebben in de loop van het traject een scala aan signalen meegekre gen. Als je praat over het inzichtelijk maken van de coöperatie, dan vormen die signalen het instrument. Die zijn bij elke bank anders en dus is elke coöperatie anders. Maar één van de belangrijkste ervaringen was het enthousiasme waarmee onze leden en klanten reageerden op de uitnodiging om eens met ons over het coöperatieve werkt prima en wat me daarbij in het bijzonder opvalt is het enthousiasme van onze eigen medewerkers. Door iedereen erhij te betrekken, ben je geweldig productief bezig, aldus Migchels. En de coöperatiemeter? 'Ik heb tot mijn genoegen in het Kader voor de Beleidsplanning door aangesloten banken gelezen dat Rabobank Neder land op zich heeft genomen meetinstrumenten voor klantwaarde te ontwikkelen', merkt Bol op, 'maar vanuit onze ervaring zou ik daarbij willen opmerken dat een dergelijk instrument pas van waarde is als het is afge stemd met die klanten. Misschien dat onze groep in het vervolg van onze studie in Nijenrode toch nog 'ns gaat nadenken of we - met de ervaring die we inmiddels heb ben opgedaan - alsnog een coöperatiemeter kunnen ont wikkelen. We kennen nu immers de aspecten waarop onze leden en klanten ons beoordelen.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1997 | | pagina 17