De coöperatie inzichtelijk gemaakt
'E
Geïnspireerd door de Coöperatiediscussie stelden zeven Rabobankmanagers, deelnemers aan de MBA-
opleiding in Nijenrode, zich de vraag of het mogelijk zou zijn een instrument te ontwikkelen om het
coöperatieve gehalte van een Rabobank te meten. Tijdens het onderzoek kwamen ze tot de conclusie dat
kennis van wat er leeft bij de doelgroep, de leden en klanten van de bank, een voorwaarde is voor een
succesvol coöperatief functioneren. Als je dat hebt vastgesteld, kun je misschien instrumenten ontwikkelen.
ïgenlijk is het niet zo gek, dat we met elkaar dat
plan voor een soort "coöperatiemeter" hebben
opgevat. We zijn als bankiers gewend ons dage
lijks handelen in allerlei ratio's uit te drukken. We beoor
delen elkaar erop en we worden erop beoordeeld', aldus
directeur bedrijfsvoering van de Rabobank Eindhoven
1'ieter Migchels. Met zijn 15 dienstjaren bij de Rabobank
is hij de jongste temidden van de beide andere gespreks
partners: Ben van Liesdonk, algemeen directeur van de
Rabobank Leudal met 25 dienstjaren, en Jan Bol, com
mercieel manager bedrijven bij de Rabobank Gennep met
20 dienstjaren. Met nog vier collega-managers besloten
zij het einde van hun eerste MBA-jaar af te ronden met
een project over de coöperatie.
Veel praten, vooral met leden en klanten
Van Liesdonk licht de motieven van de projectgroep voor
juist dat onderwerp helder toe: 'We praten nu al bijna
drie jaar over de coöperatie. Het werd in onze ogen de
hoogste tijd de theorie aan de praktijk te toetsen en wat
zou dan mooier zijn dan het ontwikkelen van een instru
ment om het coöperatiegehalte van banken te kunnen
meten? Toch merkten we al snel dat we in dezelfde val
dreigden te lopen als zovelen om ons heen: te denken dat
alles via instrumenten meetbaar is. In onze discussies
constateerden we dat onze banken grote verschillen ver
tonen. Een stadsbank als Eindhoven heeft met haar
balanstotaal van f 1,3 miljard een aanzienlijk groter aan
tal klanten en leden dan onze bank die een omvang heeft
van een kleine f 600 miljoen. Of deze verschillen ook
zichtbaar worden in de betrokkenheid van de leden, was
voor ons een grote vraag. Dat meet je niet af met een
meetinstrument, maar door met die leden en klanten te
gaan praten en hen naar hun mening te vragen. Het is
toch eigenlijk te gek dat we al drie jaar met elkaar discus
siëren, maar nog vrijwel geen woord met onze leden heb-
Buiten de geïnterviewden participeerden in dit project
Harm Dries (Rabobank Gramsbergen-Slagharen), Arie
Goedman (Rabobank Gouda), Willem Sluys (Rabobank
Bunschoten-Spakenburg) en Willibrord Smit (Rabobank
Broekhuizen-Lottum-Swolgen).
Van Liesdonk: 'De levensvatbaarheid van de Rabobank als coöperatie blijkt
voor een wezenlijk deel afhankelijk te zijn van onze wil en ons vermogen
om naar onze leden en klanten te luisteren.
ben gewisseld? Daarom hebben we onze studie de titel
"De coöperatie inzichtelijk gemaakt?" gegeven.' De
groep zette zich met veel enthousiasme aan de uitwer
king. Allereerst werden hij de eigen banken allerlei activi
teiten in de sfeer van "coöperatief handelen" geïnventari
seerd. Bol daarover: 'Dat waren hele lijsten. Van het
steunen van structuuronderzoeken, het openhouden van
niet rendabele dorpskantoren tot het uitgeven van een
eigen ledenperiodiek. Daarbij viel ons op dat we betrek
kelijk weinig hadden ondernomen om de leden daad
werkelijk bij de invulling van de coöperatie en het bank-
beleid te betrekken.'
"Onze"bank
Migchels vervolgt: 'Op ons verzoek heeft een externe
deskundige ons door middel van interviews en gesprek
ken met onze leden en klanten, maar ook met bestuur
ders en medewerkers inzicht gegeven hoe er over de
Rabobank en haar coöperatieve structuur wordt gedacht
Hieruit kwam naar voren dat men van mening is dat de
Rabobank een zinvolle bijdrage kan leveren aan de eco
nomische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen
van de gemeenschap, maar ook van individuen en onder
nemingen. Voorwaarde daarvoor is dat de lokale bank
16