Op de keper beschouwd,
I
Bestuurdersenquête: wat
Piet Willemsen, Jan Wolleswinkel en Sjoerd Ypma. Drie kringvoor
zitters die het klappen van de coöperatieve zweep goed kennen.
Hoe kijken zij aan tegen de resultaten van de bestuurdersenquête
eind vorig jaar en met name tegen een drietal minpunten daaruit?
Onvoldoende herkennen bestuurders de eigen inbreng in het beleid
van de organisatie. Bovendien vindt slechts een minderheid dat de
coöperatieve gedachte centraal staat in ons doen en laten, terwijl
ook de dienstverlening aan grote, internationaal werkende bedrij
ven en op het gebied van beleggingen volgens de bestuurders
onder de maat blijft.
och vallen mij de cijfers over het algemeen niet
tegen', opent Piet Willemsen, voorzitter van de
Rabobank Oosterhout en de kring West-Bra
bant, het gesprek met een eerste observatie. 'Reden voor
een hoerastemming is er ook niet, maar na een dip lijkt
er sprake van een merkbare verbetering. Dit neemt niet
weg dat er cijfers bij zijn die absoluut niet kunnen.' Een
eerste kanttekening van Jan Wolleswinkel, tweede voor
zitter van de Rabobank Woudenberg e.o. en voorzitter
van de kring Midden-Nederland-Zuid, is dat ondanks de
nieuwe huisstijl en positionering uit de cijfers naar voren
komt dat de bank minder klantgericht zou zijn. 'Mijn
ervaring is toch een andere', zegt hij. 'Ik constateer dat
onze klantgerichte positionering goed door het publiek
wordt opgepakt. Ons lijflied 'You never walk alone'
leeft. Wat het uitdrukt, wordt spontaan met de Rabo
bank in verband gebracht! Los daarvan geven de cijfers
aan dat een boel dingen nog kunnen verbeteren.' Sjoerd
Ypma, voorzitter van de Rabobank Apeldoorn en van de
kring De Veluwe, geeft als eerste reactie erdoor getroffen
te zijn dat de medewerkers in hun beleving van het co-
operatieve zover afstaan van de bestuurders. 'Gezien hun
focus op de bancaire aspecten misschien wel begrijpelijk',
stelt hij vast, 'maar ik zou wensen dat we ook de morele
kant wat beter op hen kunnen overbrengen.' In het ver
dere gesprek zal de noodzaak om medewerkers terdege
bij de bank te betrekken, nog een paar keer nadrukkelijk
aan de orde komen. Wat dat betreft is er aldus Ypma nog
'een gigantische weg' te gaan. 'Toch zullen medewerkers
zich nooit zo verbonden voelen met de bank als de
beheerders', poneert Willemsen. Praktische problemen
zijn de toenemende werkdruk, waarbij minder mensen
meer prestatie moeten leveren, het werken op contract
basis en het werken met parttimers en uitzendkrachten.
Ook tonen medewerkers zich steeds minder loyaal. 'Het
grote verloop speelt ons zeker parten', aldus Wolleswin
kel, 'maar anderzijds heeft het betrekken van de mede
werkers bij de coöperatie nooit veel aandacht gehad. Er
is veel achterstallig onderhoud.'
Kleine jongens
Wat vinden de kringvoorzitters van de onderzoeksuit
komst dat de bestuurders hun inbreng onvoldoende her
kennen in het beleid van de organisatie? Willemsen zoekt
de verklaring in de soms negatieve sfeer die lokaal het
beeld van de samenwerking met Rabobank Nederland
kan bepalen. 'Zelf wijk ik af van de gemiddelde mening',
geeft hij te kennen, 'want persoonlijk ervaar ik de ver
houding met Rabobank Nederland niet als slecht. Maar
ook bij mijn bank zaten we op een gegeven moment in
een negatieve spiraal. Van het management ging dat over
op de medewerkers. Dat hebben we weten te doorbre
ken. Je kan en mag er niet vanuit gaan dat Rabobank
Nederland erop uit zou zijn om het ons moeilijk te
maken.' Toch constateert Willemsen met zijn twee col
lega-voorzitters dat Rabobank Nederland soms zeker de
schijn van het tegendeel weet te wekken. De tariferings-
ZEGGEN DE CIJFERS?
Eind '93 werd voor het eerst onderzocht hoe bestuurders de
identiteit van de Rabobank beleven, eind '96 is het opnieuw
gebeurd. Terwijl de Coöperatiediscussie tussentijds goeddeels
haar beslag kreeg, is op een aantal punten terrein
prijsgegeven. Overigens bleek uit ander onderzoek dat we in
'94 en '95 verder van huis waren en nu dus de weg omhoog
weer te pakken hebben.
In 1993 bleek al dat bestuurders een positiever beeld van de
Rabobank koesteren dan medewerkers in soortgelijk onder
zoek. Waar het gaat om kenmerken als'degelijkheid'en'zorg-
vuldigheid'wijkt het beeld van de bestuurders wel erg af van
dat van de medewerkers (92 om 75% en 85 om 68%). In de
gegevens springt nog een ander groot verschil in opvatting
tussen bestuurders en medewerkers in het oog. Acht van de
tien bestuurders zijn van mening dat men bij het ontwikkelen
van beleid openstaat voor de mening van de medewerkers.
Niet meer dan vier op de tien medewerkers zijn het daarmee
eens. Opvallend is zeker dat de bestuurders de Rabobank min
der'klantgericht'vinden dan in 1993,ondanks de nieuwe posi
tionering en huisstijl.Ook herkennen de bestuurders - net als in
'93 - te weinig hun inbreng in het beleid van de organisatie. Het
dienstbetoon van Rabobank Nederland aan de plaatselijke ban-