im&ÊÈSm Voorzitter Sanderse in de CKV.
i
voor en tegen, zijn we uitgekomen bij het partnership
model. Tegelijkertijd besef ik dat u minder de gelegen
heid heeft gehad om u op het voorliggende model in te
stellen. Dat is geen verwijt aan u, het is hooguit een
verwijt aan Rabobank Nederland. Het tempo is aan u,
wij hebben dat te respecteren.'
De facto de jure
Visser distantieerde zich van de suggestie dat Rabobank
Nederland niet zou hebben willen luisteren naar de gelui
den van de lokale banken. Op basis van argumenten is
getracht recht te doen aan de vele en uiteenlopende
opmerkingen die in het discussieproces naar voren zijn
gekomen. In grote lijnen liep hij de argumentatie nog
eens na. Zo zei hij met te geloven dat het partnership
model onvoldoende toekomstvast zou zijn. 'We willen
coöperatie blijven en dat brengt met zich mee dat het
commissarissenmodel - ook op de langere termijn - geen
reële optie is. Dit model vermindert de ledeninvloed op
een onaanvaardbare wijze.' Op het argument dat het hui
dige model wel werkt als je het maar goed doet, zei hij
dat dit niet wegneemt dat we het dan toch ook in juridi
sche zin - de jure - goed zullen moeten regelen. Daarom
zullen we de huidige bestuursstructuur in de praktijk -
de facto - anders moeten inrichten. Bevoegdheden en
verantwoordelijkheden moeten weer met elkaar in over
eenstemming worden gebracht. Zonder dat er op dit
punt sprake is van harde eisen van die kant, speelt ook
De Nederlandsche Bank hierbij een rol. Met het partner
shipmodel blijft binnen het bestuur wel de huidige taak
verdeling tussen bestuur en directie overeind. Er is op dat
punt geen sprake van ingrijpende veranderingen. 'Raad
van Beheer en Hoofddirectie hebben ervoor gekozen nu
niet een ontwerp-bestuursreglement toe te voegen', gaf
Visser voorts te kennen, 'omdat eerst het vaststellen van
de contouren van de nieuwe bestuursstructuur belangrij
ker werd gevonden. Anders was het gevaar zeer denk
beeldig dat men door de bomen het bos niet meer had
gezien. We hebben gekozen voor effectiviteit in het pro
ces, wantrouwen is hier niet op z'n plaats.' Evenmin
mocht men denken, zo beklemtoonde hij, dat er sprake is
van een wantrouwen in de huidige bestuurders. 'Ik con
stateer dat de kwaliteit van de bestuurders de afgelopen
jaren met sprongen is vooruitgegaan. De gemiddelde
bestuurder is zeer wel opgewassen tegen zijn taak. Tege
lijkertijd geldt echter - niet alleen voor bestuurders, maar
voor een ieder, mijzelf niet uitgezonderd - dat perma
nente scholing in deze turbulente tijden een 'must' is.
Bestuurders zullen zich, hoe dan ook, moeten blijven ont
wikkelen. Niet in bancair maar in bestuurlijk opzicht.'
Voorzitter Sanderse maakte na ruim drie uur door de tijd
gedwongen een einde aan de intensieve gedachtenwisse-
lingen. De vergadering achtte het niet wenselijk zich
afzonderlijk uit te spreken over de twaalf voorliggende
voorstellen. Men wilde volstaan met het integrale beeld
van de middag. Sanderse wees op de integriteit, waarmee
breed en indringend, maar zeker vanuit een grote betrok
kenheid aan de discussie was deelgenomen. 'Ik weet dat
besluitvormingsprocessen binnen onze organisatie zeker
hun tijd nodig hebben', voegde hij eraan toe. 'We hebben
vanmiddag de meningen geïnventariseerd en wachten
eventueel gewijzigde voorstellen af. Er zijn duidelijke
signalen afgegeven, die door het kringbestuur zonder last
of ruggespraak meegewogen zullen worden in de voort
gaande argumentatie in de komende CKV.'
17