Feiten en cijfers die technieken moeilijk pasten in onze organi satie. De Rabobank is vanouds een coöperatie, een lokaal georiënteerde bank met leden en klanten.' In een interview in de NRC komt het gedachtengoed van prof. ir. Wim van Dinten, directeur Strategie bij Rabobank Nederland en hoogleraar bedrijfskunde aan de Erasmusuni- versiteit, scherp over het voetlicht/Het marke- tingdenken representeert een stelsel van waarden en normen dat te typeren is met 'wij gebruiken elkaar'.Tegenover dit waardensys teem, dat denkt vanuit het eigenbelang, staat een ander stelseh'wij helpen elkaar'. In dat waardensysteem staat een idee of een ideaal centraal dat men gezamenlijk draagt. Het eigenbelang wordt niet ontkend, maar het wordt in ieders belang gezien dat allen samenwerken voor dat idee.'Van Dinten trekt in het vraaggesprek stevig van leer tegen het hedendaags rendementsdenken dat met inschakeling van de informatietechnologie een zware wissel trekt op mens en maatschap pij. Klantvriendelijkheid wordt door hem tot een leugen verklaard als de klant enkel en alleen wordt gebruikt om financiële doelen centraal te stellen en een bepaalde financiële norm te halen.Omdat men eigenlijk niet anders meer kan, aldus de hoogleraar en stra teeg, wordt bijna alles bemeten in geld en ren dement. De klant bestaat alleen nog maar uit een aantal gedigitaliseerde kenmerken en het normale contact tussen bedrijven en hun omgeving is verbroken.'Er ontstaat een nieuwe vorm van knechtschap. Mensen zijn gestresst, ziek, iedereen heeft het over'ont- haasting'. Maar als ik mezelf enkel ten doel stel te 'onthaasten' ben ik al verkeerd bezig. Die haast vloeit namelijk niet voort uit mijn eigen gedrag, maar uit de organisatie waarvan ik deel uitmaak, en die me dwingt langs mijn omgeving heen te jakkeren.' In de zienswijze van Van Dinten kijken banken nu naar de maatschappij met een blik van: hoe kunnen we daar het meeste aan verdienen.'Vandaag de dag wordt het werk van banken gedefi nieerd in termen van de aandeelhouder. Alles is geoorloofd, als het maar winst oplevert',zegt hij/Commerciële banken speculeren dus ook voor eigen risico. Het gevolg is dat nu, anno 1997, een kwart van de winst van banken grosso modo daarvan afkomstig is.' Het zijn ontwikkelingen die door Van Dinten uiterst kritisch worden bekeken.'Je moet als bank immers ook gewone mensen kunnen helpen, met gewone financiële problemen', zegt hij elders in het artikel/en dat is heel iets anders dan wanneer je enkel denkt vanuit techno logie en winstcijfers, en dat de klant door de strot duwt.' (NRC, 5 april 1997) Van de VAR naar het FAR In het kader van de bekendmaking van de jaarcijfers hebben de drie Nederlandse groot banken onlangs de omvang van hun voorzie ning voor algemene risico's (VAR) onthuld. De Rabobank had eind 1996 bijna f 3,5 miljard opzij gezet voor mogelijke kredietverliezen. De'stroppenpot'van ABN AMRO en het bank bedrijfvan ING bedroeg per dezelfde datum respectievelijk f 4,0 miljard en f 2,6 miljard. Gerelateerd aan het zichtbare eigen vermo gen was de VAR van de Rabobank eind vorig jaar gelijk aan 17,8%, tegen respectievelijk 17,5% en 19% bij ABN AMRO en het bankbe drijf van ING. Volgens de richtlijnen voor de jaarrekening hebben de grootbanken de VAR in de balans per ultimo 1996 in mindering gebracht op de activaposten 'kredietverlening' en 'bankiers'. Daarmee had de VAR het karakter van een stille reserve. Hieraan is een eind gekomen: met ingang van 1 januari 1997 is de VAR vervangen door een open fonds voor algemene bancaire risico's (FAR), dat als een afzonderlijke post aan de passiefzijde van de balans verschijnt. De Rabobank heeft per 1 januari jl. haar volledige VAR overgeheveld naar het FAR. Dit in tegenstelling tot ABN AMRO en ING Bank, die ongeveer de helft van hun VAR aan de algemene reserve hebben toegevoegd. Hoewel de overwegingen van deze banken niet bekend zijn, zal het feit dat ze beursgenoteerd zijn ongetwijfeld een rol hebben gespeeld. Dankzij de toevoeging aan de algemene reserve stijgt namelijk de opti sche intrinsieke waarde van de bank. Hogere algemene reserves kunnen zo bijdragen aan een hogere beurskoers en daardoor ook aan de mogelijkheden om overnames te financie ren door middel van de uitgifte van eigen aan delen. Door de plaats van de posten op de balans lijkt een algemene reserve meer 'waard'te zijn dan het FAR. Feitelijk is dat niet zo en in de solvabiliteitsberekeningen wordt het FAR dan ook tot het eersterangs vermo gen gerekend. De hiervoor beschreven gedragslijn geldt niet voor de lokale Raboban- ken, omdat dit specifieke problemen oproept. In de eerste plaats is het privacy-aspect in het geding. Bij (kleine) Rabobanken zou via de verslaglegging de financiële positie van één (gefailleerde) debiteur in zekere mate publiek kunnen worden.Ten tweede zouden grote verliezen in enig jaar bij een individuele bank tot een - gezien de Kruiselingse Garantierege ling onnodige - vertrouwenscrisis onder de cliënten kunnen leiden, met alle gevolgen van dien.Op grond van voornoemde argumenten heeft De Nederlandsche Bank er mee inge stemd dat de lokale Rabobanken de'oude'sys tematiek onverkort handhaven:zij zullen hun stille reserve dus niet openbaarmaken. Lees verder op pagina 27 Kerncijfers gezamenlijke lokale banken Veranderingen t.o.v. 1 januari 1997 maart 1997 maart 1996 Medewerkers - aantallen mensjaren +435 +370 30.389 27.269 28.161 25.086 Banken aantal fusies - aantal banken aantal vestigingen 3 -3 -19 3 507 1.835 2 544 1.871 (Bron: Rabobank Nederland, Financieel Economisch Beheer)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1997 | | pagina 15