6 directie. Daarvoor voel ik mij verantwoorde lijk, ook in stimuleren de zin. Zeker eenmaal per jaar voer ik een officieel functione ringsgesprek. Zo'n intensief contact stelt ook eisen aan mijn eigen functioneren. Ook ik moet bezig blij ven in mezelf te inves teren door het volgen van opleidingen en dergelijke. Een van onze directeuren neemt deel aan de MBA- opleiding in Nijenrode. Je merkt dat zoiets ook doorwerkt in de onder linge verhoudingen en de wijze waarop je ook als bestuur alert blijft •g op ontwikkelingen binnen en buiten de bank. Je moet J een open relatie met je directeur hebben. Van elkaar moet je weten waarmee je bezig bent en hoe je over zaken denkt. Als voorzitter zul je tenslotte oog moeten CO hebben voor de vervangbaarheid van je directeur. Het managementteam zal over de kwaliteiten moeten beschikken die nodig zijn om de bank te blijven sturen, ook als er 'n lid van dat team wegvalt.' Geen discussie 'Ik vind het een goede zaak', aldus Hovers, 'dat we ook binnen onze organisatie het personeelsontwikkelingsbe leid zo'n centrale rol hebben gegeven. In het afgelopen voorjaar hebben we de nota's 'Op weg naar nieuwe arbeidsverhoudingen' en 'Management op weg naar 2000' in de Kringvergadering besproken. Het was jam mer dat die nota's in onze Kring nauwelijks tot discussie leidden, terwijl er toch veel zaken in staan waarover dis cussie zeker zinvol zou zijn geweest. Die nota's leggen - heel terecht - een forse verantwoordelijkheid bij de bestuurders van onze banken. We moeten inderdaad tel kens kritisch bekijken of onze directeur nog wel voldoen de door zijn functie wordt uitgedaagd. En als we het gevoel hebben dat hij een zwaardere bank aankan, dan moeten we hem ook helpen die stap te nemen. Daarbij heeft het organisatiebelang prioriteit boven ons eigen bankbelang. Als bestuur heb je de plicht je directeur te stimuleren de top te bereiken! Ik heb in het verleden ook vaak van alles geprobeerd om goede medewerkers aan mij te binden. Ik ben daarvan teruggekomen omdat zoiets toch maar tijdelijk werkt. Het hoeft echt geen ramp te zijn als je een goede medewerker kwijtraakt. 'Het hoeft echt geen ramp te zijn als je een goede medewerker kwijtraakt.' Er komen dan weer kansen voor nieuwe mensen en dat werkt uiteindelijk ook in het voordeel van de bank. Voor mij is het onbegrijpelijk dat er bij besturen aarzeling bestaat om hun directeur een opleiding te laten volgen met als reden, dat de betrokkene toch goed genoeg is voor zijn bank. Ik kan ook weinig begrip opbrengen voor banken die opleidingskosten op de organisatie wil len afwentelen of op de bank waarbij de door hen opge leide medewerker in dienst treedt. Een dergelijke houding werkt remmend op de doorstroming van potentials en is in mijn ogen een verkeerde uitleg van het begrip 'autono mie'.' Verblijfsduur directeur In de huidige discussie over managementontwikkeling komt ook regelmatig de vraag naar voren of de verblijfs duur van directeuren aan een bepaald maximum zou moeten worden gebonden. Binnen de Rabobankorgani- satie is de gemiddelde verblijfsduur van directeuren zo'n jaar of veertien. Maar dit gemiddelde cijfer wordt bepaald door twee categorieën directeuren, een groep die binnen een jaar of vijf alweer opstapt en een groep die het meer dan twintig jaar volhoudt. Mevrouw Hovers is geen voorstander van de gedachte de verblijfsduur van een directeur op een bepaald aantal jaren te fixeren. 'De meest wenselijke verblijfsduur hangt sterk af van de dynamiek van de bank en de potentie van de directeur. Wij hebben een aantal fusies achter de rug. De directie moet ruim de tijd krijgen om van die fusiebank een goed draaiend geheel te maken. Als dat moment is aangebro ken, vind ik het een logische stap dat een directeur weer 'ns naar een andere functie kijkt. Daarbij zie ik nog een belangrijk punt: opleiding moet medewerkers onafhanke lijk maken, waardoor ze hun eigen koers kunnen bepa len. Niets is zo remmend voor een organisatie als mede werkers muurvast zitten en geen andere mogelijkheid hebben dan afwachten tot ze gepensioneerd kunnen wor den.'

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1996 | | pagina 6