7/c werk bij de
Rabobank
D
li
e Rabobank Dongen-Rijen - zo blijkt uit een arti
kel in deze aflevering - heeft haar medewerkers
daadwerkelijk bij de Coöperatiediscussie betrok
ken met als argument dat juist zij vaak het eerste contact
punt met (nieuwe) leden vormen. Er zijn meer banken die
deze weg hebben gekozen. Andere banken beschouwen
de discussie in eerste instantie als een zuiver bestuurlijke
aangelegenheid. Pas in een later stadium willen zij de
medewerkers daarbij betrekken. Een ander argument is
dat het vanwege de commerciële turbulentie nu niet het
juiste moment is hen daarmee 'lastig te vallen'.
Toch blijkt onder medewerkers behoefte te bestaan in de
Coöperatiediscussie te participeren. Het is bijvoorbeeld
steevast een wens die bij vrijwel elk regiobezoek van de
Raad van Beheer vanuit de daarbij aanwezige medewer
kers naar voren komt. Blijkbaar zijn zij ervan door
drongen bij een bijzondere organisatie te werken. De
vraag is of de gemiddelde medewerker daar het 'fijne'
van weet.
Uit onderzoek komt naar voren dat de coöperatie - sta
tistisch gezien - niet echt leeft onder het personeel. Toch
spraken nog deze zomer velen waardering uit voor de
uitvloeisels van de coöperatieve bedrijfsvorm zoals de
sterke binding met de plaatselijke gemeenschap (86%)
en het grote belang van de lokale zelfstandigheid
(84,5 Die waardering gold ook voor de relatie met
de leden (85,3%) en het slagvaardig kunnen handelen
van de lokale bank (70,8%).
Is het niet zo dat we de onderbelichting van de coöpera
tie zelf in de hand hebben gewerkt door er
decennialang buiten de bestuurskamer
hoegenaamd geen aandacht aan te
besteden? Een boude stelling is mis
schien dat de coöperatie bij
menig bank min of meer
bewust is doodgezwegen.
Het is best te begrijpen dat
ook de medewerkers de
oren hebben gespitst nu
we de discussie onder ons
hebben geopend. Terecht
trekken zij aan de bel met
het verzoek óók in deze wezen
lijke materie te mogen meedenken.
Het (eigen)aardige is dat de organisatie
de medewerkers ondertussen wel bestookt
met wenselijke gedragskenmerken zoals 'persoonlijk
samenwerken en deskundig', eigenschappen die commu
nicatiespecialisten direct terugvoeren op de coöperatie.
Maar leggen onze medewerkers dat verband ook? Soms
lijkt het of we in onze drang naar een coöperatief reveil
nogal onsamenhangend bezig zijn in de richting van onze
'cultuurdragers' bij uitstek. Zij zijn het per slot van reke
ning die lid en klant het meest en het meest direct in de
ogen kijken. Denken en doen in termen van PSD moeten
daarom hoog in het vaandel staan, vanuit een houding
van helpen. Immers: niet de bank, het instituut, maar de
klant staat daarbij centraal. Voor hem of haar willen we
die brede financiële dienstverlener zijn. Daarvoor heeft
Raiffeisen nu ruim 100 jaar geleden zijn bank opgericht.
Hij gebruikte indertijd de coöperatieve rechtsvorm om
ondernemende mensen te helpen bij het realiseren van
hun ambities.
Het moet toch zo zijn dat, wanneer we straks de Coöpe
ratiediscussie hebben afgesloten, ook de medewerkers in
kennis, houding en gedrag duidelijker gaan uitstralen
waarom ze juist bij de Rabobank werken. Hoe krijgen
we dat voor elkaar? Het is niet nodig de Coöperatiedis
cussie met het personeel nog eens dunnetjes over te doen.
Het daaruit tot uitgangspunt nemen van het zijn van 'een
brede financiële coöperatieve dienstverlener' mag immers
voor het grootste deel al voldoende zijn. Als we het goed
doen, vindt dat uitgangspunt inmiddels bij de lokale
bank een vertaling in Visie '98 en zijn ook Belang,
Betrokkenheid en Beheer straks zo in het vat gegoten dat
de coöperatie duidelijk merkbaar voor eenieder uit de
bestuurskamer treedt. Een lokale bank die dat helder
heeft, moet er werkende weg ook in kunnen slagen de
medewerkers duidelijk te maken dat zij zich inspannen
voor een coöperatie die Rabobank heet. Het vaak al te
vanzelfsprekend klinkende zinnetje 'Ik werk bij de Rabo
bank' krijgt dan net dat onderscheidende beetje extra.
H ans Rooskn