Feiten en cijfers 13 Winteravondlezingen/Seminars De cyclus 1996-1997 van de Winteravondle zingen draagt als motto 'De maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties'. In de komende periode kan worden ingeschreven op twee lezingen: - 'De juridisering van de Nederlandse samen leving. Zegen of ramp?' Deze lezing - op 25 november in Eindhoven en op 3 december te Utrecht - wordt gehouden door prof. mr. J.C.M. Leijten, oud-advocaat-generaal bij de Hoge Raad. - 'Vrije tijd als Kwaliteit'. Prof. dr. T.A.M. Bec- kers, Hoogleraar Vrijetijdwetenschappen in Til burg zal deze inleiding op 9 januari 1997 in Eindhoven en op 14 januari in Utrecht houden. Op 16 januari en 5 februari 1997 wordt door de RabobankAcademie een seminar belegd onder de titel: 'Nederland Distributieland'. Op 19 februari en 5 maart 1997 vindt een seminar plaats over 'De land- en tuinbouw naar een nieuw tijdperk'. Hierbij wordt met name ingegaan op de betekenis hiervan voor de Rabobank. Voor beide seminars ontvangen de banken een rechtstreekse uitnodiging. (Voor informatie over het bovenstaande: RabobankAcademie 04021763 94) De winst van de Rabobank voor de leden? Over 1995 publiceerde de Rabobankorganisa- tie een nettowinst van ruim f 1,4 miljard, optisch een zeer groot bedrag. Begrijpelijk dat daarover nogal eens vragen worden gesteld, met name ook tijdens algemene vergaderin gen van de banken. Hoe valt een en ander te rijmen voor een organisatie die zegt dat winst voor haar geen doelstelling is? Allereerst iets over het belang van winst in een coöperatie die geen aandelenkapitaal kent. Bij de oprichting van de oorspronkelijke boerenleenbanken was de keuze voor een coöperatie zonder aandelenkapitaal het gevolg van het feit dat de leden niet in staat waren om kapitaal in te brengen. Waar zij juist behoefte aan hadden was een betere toegang tot kredietfaciliteiten. Om de bank toch een voldoende vertrouwensbasis te geven naar de spaarders, die in de middelenbehoefte zou den moeten voorzien, werd als alternatief voor de ontbrekende kapitaalinbreng geko zen voor een onbeperkte ledenaansprakelijk heid. Zeker in de beginperiode was die leden aansprakelijkheid een kwetsbaar punt. Men moest er niet aan denken dat het daadwerke lijk zover zou komen dat de leden voor tekor ten van de bank zouden moeten worden aan gesproken. Naast andere waarborgen om dit te voorkomen - waarbij te denken is aan het stellen van afdoende zekerheden met name in de sfeer van borgstellingen - kreeg daarom de vorming van een behoorlijke vermogens positie door middel van reservering van de winst een hoge prioriteit. Dat dit zeker niet overal moeiteloos ging, laat zich raden. Nog in de jaren zestig was de vermogenspositie van de Raiffeisen- en Boerenleenbanken zorgpunt nummer één. Sindsdien is de vermogensposi tie van de Rabobank belangrijk verbeterd als gevolg van de verbreding van het werkterrein van de banken, de fusie in 1972 en het aange scherpte toezicht op het bankwezen door De Nederlandsche Bank. Vooral ook op basis hier van kan de bank sinds het midden van de jaren tachtig aanspraak maken op de hoogste waardering van de bekende internationale ratinginstituten. Aannemende dat de vermogenspositie nu aanzienlijk is verbeterd, is dan een nettotwinst van f 1,4 miljard - toe te voegen aan het eigen vermogen - niet aan de ruime kant? Het ant woord volgt uit het feit dat het eigen vermo gen in relatie tot het balanstotaal van 1994 op 1995 exact gelijk bleef. Deze uitkomst is het resultaat van de versterking van het eigen ver mogen met f 1,4 miljard bij een groei van het balanstotaal van 9%. Kortom, de nettowinst was net toereikend om het vermogen tenmin ste op peil te kunnen houden. Van een uit coöperatief oogpunt moeilijk te verteren over winst was derhalve volstrekt geen sprake. Bezien we de nettowinst als percentage van het balanstotaal, dan komt dit neer op 0,49%. Dat wil zeggen dat de som van een over de hele linie 0,25% lagere debetrente en een 0,25% hogere creditrente het bedrag van f 1,4 miljard al overtreft. Ook dit illustreert hoe uiterst beperkt de ruimte in feite is waarbin nen moet worden gelaveerd om de winst op peil te houden. Een opvatting die we ook tegenkomen, is dat vermogensvorming door winstinhouding louter afbreuk doet aan de ruimte om het ledenbelang te dienen. Dit is echter een groot misverstand. Het vermogen is een middelenbron zonder ren telasten en levert als zodanig een forse bijdrage aan het bedrijfsresultaat. Hierdoor ontstaat bovendien extra ruimte om in de reguliere bedrijfsuitoefening met een lager exploitatiere sultaat genoegen te nemen. Het vermogen vormt geen bron waarop je als leden in directe zin aanspraak kunt maken, doch indirect blijft het ten volle vruchten afwerpen. De huidige generatie leden profiteert mede van de reserves die vanaf het prille begin van de organisatie zijn opgebouwd en doet zichzelf niets tekort als ook de komende generaties de vruchten van een deugdelijke op continuïteit gebaseerde coöpe ratieve ondernemingsaanpak kunnen plukken. Kerncijfers gezamenlijke aangesloten banken Medewerkers - aantallen - mensjaren Veranderingen t.o.v. 1 januari 1996 September 1996 September 1995 1.073 1.082 29.189 26.165 28.149 25.099 Banken - aantal fusies - aantal banken - aantal vestigingen 15 - 16 - 21 0 531 1.858 2 562 1.885 Tarieven - basistarief bestaande variabele leningen - 0,5 - kapitaalmarktrente 0,1 - geldmarktrente - 0,8 5,9 6,1 2,8 6,9 6,6 3,9 (Bron: Rabobank Nederland, Financieel Economisch Beheer)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1996 | | pagina 13