r 7 voor experimenten met de samenvoeging van beheerscol- leges of met het wijzigen van bevoegdheden van de beheerscolleges - zeker in dit stadium van de discussie. Naar aanleiding van een waarschuwing daarover vanuit de CKV stelde Meijer dat grote verschillen in ledenvoor delen zou kunnen leiden tot organisatorische spanningen. Daarom zal het in zijn ogen noodzakelijk zijn afstem ming te hebben op aspecten als de noodzakelijke solvabi liteit, de onderlinge concurrentie en de balans tussen rechten en plichten van leden. Zowel kringen als regio directies kunnen hierin een rol van betekenis spelen. Ongetwijfeld zal ook de ondersteuning door Rabobank Nederland een uniformerende werking hebben. Immense inspanning Ondanks de volbezette lokale agenda is het volgens de voorzitter van de Raad van Beheer een absolute voor waarde dat de essentie van de coöperatievernieuwing onder management en medewerkers tot leven wordt gebracht. 'Daarvoor zal nog overtuigingskracht nodig zijn in een wisselwerking tussen bestuurders en directeu ren', zo zei hij. Naar aanleiding van de rol die loyaliteits programma's bij de ledenwerving kunnen spelen, ant woordde Van den Goorbergh dat de experimenten met een loyaliteitsprogramma bij enkele lokale banken plaatsvinden vanuit de marketinginvalshoek. Het leek hem minder gewenst een dergelijk programma zwaar in te zetten in de sfeer van ledenwerving. Wel zou het een rol kunnen spelen bij de vergroting van de ledenbetrok kenheid. Op de vraag naar meer duidelijkheid over de toekomstige status van het huidige ledenbestand zei hij dat alle zittende bedrijfsleden en ook een belangrijk deel van de huidige particuliere leden lijken te voldoen aan het criterium van de voldoende betekenisvolle relatie. Gesteld kan worden dat zij zoveel mogelijk als lid moe ten worden behouden. Ook vanuit de CKV werd nog eens ontraden belemmeringen in de ledenwerving op te werpen door het handhaven van de verplichte aansprake lijkheid. Meijer onderstreepte daarop dat handhaving van het beginsel van een verplichte aansprakelijkheid mede een drempel opwerpt tegen onbedoelde verstoring van de evenwichtige opbouw van de organisatie door bepaalde groepen leden die korte-termijn-voordelen beogen. Dit pleit ervoor dat kandidaatleden op principië le gronden toch om een blijk van verbondenheid wordt gevraagd. Desgevraagd wees hij er nog op dat de discus sie zich zeker rot in het volgend voorjaar zal uitstrekken. 'Kr wacht de organisatie nog een immense inspanning.' nu voorliggende vervolgnota over managementontwikke ling benadrukte hij dat dit onderwerp nog nooit op deze vergaande wijze in de CKV en de kringen was gebracht. Dat dit nu toch gebeurde, was om uitdrukkelijk het 'commitment' van de organisatie te verkrijgen. 'Manage- mentontwikkeling moet de plaats krijgen die het ver dient', aldus Burghouts, 'dat betekent zoeken naar een beter evenwicht tussen het belang van de bank en het organisatiebelang. Deze bereidheid is eigenlijk nog belangrijker dan het instrument zelf, hoewel dat zonder meer de toets der kritiek moet kunnen doorstaan.' Hij onderstreepte dat het gaat om een kanteling op het gebied van managementontwikkeling door middel van het systematisch en organisatiebreed in kaart brengen van 'potentials'. Er zijn hulpmiddelen ontwikkeld waar mee ook het bestuur, als eindverantwoordelijk college, in staat is deze kanteling lokaal te bevorderen, waarbij bij de benoeming van een directeur aan het bestuur het uit eindelijke eindoordeel blijft voorbehouden. Zodoende zal op weg naar het jaar 2000 voorzien kunnen worden in de behoefte van de organisatie aan bekwame managers op allerlei niveaus, in binnen- en buitenland. Hoog Rabobankgehalte In de vorige CKV was al aan de orde gekomen dat er een belangrijke rol is weggelegd voor het bestuur bij het realiseren van het human resource beleid van de lokale bank. Toen sprak Hoofddirecteur drs. P.M. Burghouts al van 'een weerbarstige materie'. Naar aanleiding van de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1996 | | pagina 7