6 ondanks de toetsing aan de beoogde resultaten van de éénachtste operatie nagenoeg kunnen doorstaan. Daarbij zijn de eigen kosten van de lokale banken sinds 1990 met gemiddeld 0,6% relatief sterker gestegen dan de door Rabobank Nederland doorbelaste kosten, die met gemid deld n,2% op jaarbasis stegen. Rabobank Nederland heeft dus de bezuinigingsdoelstelling gehaald. Vooruit blikkend op 1996, moet het volgens de Hoofddirectie voorzitter mogelijk zijn dat het resultaat gelijke tred houdt met een balansgroei van 7 a 8%, zeker bij een zich doorzettende positieve resultaatontwikkeling in het inter nationale en het verzekeringsbedrijf. 'Toch zullen bij de lokale banken alle zeilen moeten worden bijgezet', aldus Wijffels, die benadrukte dat het lokaal bedrijf met een rendement boven de 12% naar zijn mening 'onvermin derd stevig en gezond' blijft. 'En dat zeg ik echt niet om comfort te bieden', zette bij deze vaststelling kracht bij. Naar aanleiding van het overigens goed ontvangen con cept-jaarverslag, kwam vanuit de vergadering de vraag of het niet tijd is om ons weer nadrukkelijker op de markt te richten. 'We zijn sterk intern gericht bezig met overi gens zinvolle processen, zoals Visie '98 en de Coöperatie discussie, maar we dreigen vast te lopen in perfectionis me', was het commentaar dat werd gekoppeld aan een roep om minder procedures, minder bevoogding en min der formalisme. Hoofddirectielid dr. Wint van den Goor- bergh toonde zich hierop nogal verbaasd. 'Er is', zo zei hij, 'geen aanleiding voor een koerswijziging. Integen deel: de externe oriëntatie staat voorop en we moeten op volle kracht vooruit. Gezien de ontwikkeling in de marktaandelen liggen we goed in de race en de imago metingen wijzen op een steeds betere waardering bij het publiek. Er is dus juist alle reden de ingeslagen weg met kracht voort te zetten!' Checks and balances Veel lovende woorden volgden op de toelichting van de voorzitter van de Raad van Beheer op de nota 'De Nieu we Contouren', die zelf trouwens ook werd geprezen als de vrucht van goed denkwerk. Meijer benadrukte dat we in de Coöperatiediscussie op het punt staan afscheid te nemen van een deel van ons erfgoed: "De pijlers van de klassieke structuur worden nu aan wijziging blootge steld.' Hij constateerde dat zich inmiddels een royale meerderheid aftekent voor het loslaten van de gesloten coöperatie met een beperkte ledenkring en een lidmaat schap dat aan een kredietprodukt is gebonden. De komende maanden zal de organisatie zich moeten bera den op een uitwerking van deze keuze aan de hand van de zeven vraagstellingen uit de nota: het onderscheid in de markt, de toelatingscriteria, de wervingscriteria, de ledenrechten, de ledenplichten, de activiteiten voor leden betrokkenheid en de activiteiten van plaatselijk en alge meen belang. Uitgebreid ging hij daarbij in op de nood zaak tot behoud van de 'checks and balances' in de organisatie. Raad van Beheer en I loofddirectie hadden immers niet zonder meer het advies van de Begeleidings commissie Coöperatieaangelegenheden inzake de aan sprakelijkheid kunnen volgen. 'Wanneer de drempel voor het lidmaatschap zo laag komt te liggen', aldus Meijer, 'dat louter de klantrelatie kan leiden tot het uitoefenen van statutaire zeggenschap en het hebben van invloed op de kwaliteit van de dienstverlening, kunnen we niet afzien van een vorm van verplichte aansprakelijkheid.' I.angs die weg zal volgens de voorzitter de balans gehandhaafd dienen te worden tussen de lage drempel, waarbij een ieder ten principale gelijke zeggenschap heeft, en het dragen van de verantwoordelijkheid die dat met zich brengt. Los hiervan dient op meer praktische gronden ook het effect op de BIS-ratio zeker terdege te worden meegewogen. Geen gescheiden werelden 'Op lokaal niveau zal de coöperatie-ontwikkeling', zo lichtte Meijer toe, 'dienen te bestaan in de ledenwerving, het ontplooien van ledenactiviteiten, het ontwikkelen en voeren van Iedenproducten en het op een passende wijze tot uiting brengen van de zeggenschap.' Hieraan koppel de hij de volgende boodschap: 'Omdat de coöperatieve inhoud grotendeels lokaal bepaald dient te worden, vraag ik u uitdrukkelijk die opdracht te aanvaarden. Visie '98 en de coöperatieve ambities moeten in eikaars verlengde worden gebracht en daarom kan en mag er geen sprake zijn van gescheiden werelden: het is niet één pak voor doordeweeks en één pak voor de zondag. Vita le, lokale coöperatieve verenigingen zijn essentieel voor onze wijze van bankieren!' De reacties vanuit de CkV liepen uiteen. Wel beloofde de diversiteit een levendige en diepgaande discussie in kring- verband. Zo werd bijvoorbeeld geopperd het beginsel van aansprakelijkheid re verruilen voor een vorm van ledencontributie. Meijer was van mening dat daar op voorhand geen sterke argumenten voor aanwezig lijken. Ook zei hij het desgevraagd nog wat te vroeg te vinden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1996 | | pagina 6