Het kinden het badwater r Column 481 4 chijn ophouden is geweld doen aan de werkelijkheid. Het werkt verhullend en daarom kun je er meestal niet lang in volharden. Onze taal kent een aantal uitdruk kingen die op dit verschijnsel wijzen. Als we spreken van 'een lege huls' is de kans groot dat 'de vlag de lading niet dekt'. Is onze verplichte ledenaansprakelijkheid zo'n lege huls en moeten we daarom de vlag strij ken? In mijn beleving zijn aansprakelijkheid en coöperatie altijd aan elkaar verbonden geweest. Immers de coöperatieve bank moest steunen op haar leden om tot ontwikkeling te komen. Zo bezien lijkt de Rabobank zonder aansprakelijkheid een schip waarvan de vlag de lading niet meer dekt. Maar heeft deze aansprakelijkheid in de bele ving van de leden nog een functie? De Coöpe ratiediscussie heeft ons met de neus op de fei ten gedrukt: veel leden vinden het niet meer van deze tijd. Als bank houden we het wat verborgen omdat we niet meer goed kunnen verklaren waarom het nodig is. Waarom zou ik aansprakelijk zijn voor die sterke Rabobank? Het is een oud verhaal dat zich niet meer laat verkopen. Het is, zoals men zegt 'uit de tijd'. Het is een aansprakelijkheid pro forma gewor den. Men ziet het als een denkbeeldige ver plichting die nooit tot uitvoering zal komen. Eens een onontbeerlijke garantie voor het bankieren, heeft de aansprakelijkheid voor het huidig functioneren van ons bankbedrijf in wezen afgedaan. Ons vermogen is immers meer dan goed. Er blijft alleen de waarschu wende vinger van de rekenmeesters die naar de BIS-ratio wijzen en naar de waarde van een 'triple A'-bank. Daarom is de functie van de ledenaansprakelijkheid vooral een boekhoud kundige geworden. De betekenis lijkt vooral nog te schuilen in het bankbelang. Maar is daardoor natuurlijk ook een ledenbelang. Door ons nu te bewegen van de klassieke vorm van de gesloten kredietcoöperatie naar een open vorm waarbij in principe iedere klant lid kan worden, gaan we onszelf willens en wetens voor het blok zetten. Misschien is dat maar goed ook. We zijn nu gedwongen de aansprakelijkheid opnieuw te doordenken en in te passen. Het historische gegeven waarbij in de verhouding tussen het lid en de coöpe ratie zij beiden financiële verantwoordelijk heid dragen, verander je niet zomaar. We heb ben daar ook altijd voor gepast, omdat we van mening waren dat de coöperatie ernstig ondergraven zou worden. Toen dat mogelijk was, hebben we de aansprakelijkheid beperkt tot een vrij gering bedrag. Het principe van de wederzijdse financiële verantwoordelijkheid hebben we echter in stand gehouden. Volstaat het om nu te zeggen dat de leden aansprakelijkheid een symbolische betekenis heeft die slechts aan het verleden refereert? Kunnen we zonder die verplichting, of dreigen we dan met het badwater ook het kind weg te gooien? Wat we nooit uit het oog mogen verliezen is dat ledenaansprakelijkheid voor een coöpera tie is verbonden aan ledenbetrokkenheid. Verplichte aanvaarding van medeverantwoor delijkheid geeft het lid het recht op mede zeggenschap in het besturen van de coöpera tie. En dit is de garantie dat bestuur en directie de belangen van de leden zo goed mogelijk zullen behartigen. En is dit niet de essentie van de coöperatie en heeft die niet een uni verseel karakter? Als we medezeggenschap als basisprincipe overeind willen houden, zelfs opnieuw willen versterken, kunnen we niet zonder een verplichting die de schaal in even wicht houdt. Bij uitstek het lidmaatschap van een financiële instelling kan en mag nooit vrijblijvend worden. Ook in de verantwoor ding naar onze voorouders die deze organisa tie hebben opgebouwd, mogen we nooit in vrijblijvendheid verder gaan. Symboliek mag soms een goede functie hebben, maar is in de verhoudingen in onze coöperatie niet de juis te weergave. Blijven we zitten met onze lege huls? Gooien we 'm weg? Of gaan we die huls opnieuw inhoud geven? Mij lijkt het laatste van groot belang. Op basis van onze Coöperatiediscus sie moeten we in staat zijn die inhoud aan te brengen. Niet langer als garantiestelling, maar als teken van verbondenheid nieuwe stijl. Met als doel het voortbestaan van de coöperatieve Rabobank met haar brede maatschappelijke missie in onze samenleving. Mensen moeten zich op lokaal niveau willen (blijven) verplich ten aan een coöperatieve bank. Mede omdat zij zich in eigen omgeving verantwoordelijk voelen voor het functioneren van die bank. Het bewust willen aanvaarden van aansprake lijkheid door het lid, moet naar mijn smaak ook in de volgende eeuw de kroon blijven op een levende, betrokken vereniging. K. Dijksterhuis lid Raad van Beheer I

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Bank & Bestuurder' | 1996 | | pagina 4